Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-10-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:212

Zaaknummer

20-177/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 5 oktober 2020

in de zaak 20-177/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 april 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 26 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 5 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 40-17-0352/97637 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 april 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 april 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 20 mei 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden via een videoconferentie op 7 september 2020. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met de bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager aan de raad van 26 mei, 13 en 19 juni en 24 augustus 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, kort samengevat, het volgende in: de beslissing van de voorzitter draait om de onduidelijkheid over de bedreiging van mr. B door verweerder. Enerzijds is dat te wijten aan het (bewust) achterwege laten van dekenaal onderzoek door twee dekens, anderzijds door incompleetheid van het dossier. Mr. B heeft klager na de beslissing van de voorzitter gewezen op een e-mail aan hem van 5 december 2016. Daarin heeft zij omschreven hoe de bedreiging eruit zag. Als de voorzitter kennis had genomen van die e-mail, dan had zij niet tot het oordeel kennelijk ongegrond kunnen komen.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De inhoud van de door klager – overigens ná de voorzittersbeslissing overgelegde – e-mail van 5 december 2016 maakt dit niet anders. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. S. van Andel en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 5 oktober 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.