Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:135

Zaaknummer

19-675/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht van een advocaat over facturen voor werkzaamheden die verweerder heeft erkend, maar onbetaald heeft gelaten. De klacht is gegrond. Omdat hetzelfde feitencomplex in een eerdere klachtzaak van een andere klager al aan de orde is geweest en omdat in die zaak aan verweerder een maatregel is opgelegd, wordt in deze zaak geen maatregel opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 17 augustus 2020 in de zaak 19-675/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 15 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 24 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2019/65 cij/dh van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is vanwege de corona-maatregelen behandeld middels een videozitting van de raad op 22 juni 2020. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10. Voorts heeft de raad kennis genomen van de op respectievelijk 18 en 29 oktober 2019 door klager nagezonden stukken, de nagezonden reactie van verweerder van 1 november 2019 en de nagezonden reactie van klager van 7 november 2019.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.

2.2    Zowel klager als verweerder zijn als advocaat ingeschreven geweest op het tableau.

2.3    In 2017 en 2018 heeft klager in zijn hoedanigheid van advocaat werkzaamheden verricht voor verweerder.

2.4    Voor zijn werkzaamheden heeft klager op 30 december 2017 en 1 februari 2018 declaraties aan verweerder gezonden. Verweerder heeft ook nadat hem een korting op de declaraties was verleend nagelaten deze te betalen, ondanks zijn toezegging dat wel te zullen doen.

2.5    Op 4 december 2018 heeft klager verweerder een bezoek gebracht op zijn kantoor. Hij heeft verweerder bij die gelegenheid de kans gegeven om een coulante betalingsregeling te treffen.

2.6    Op 22 maart 2019 heeft verweerder toegezegd een bedrag van € 250,- te voldoen. Hij deed dat echter niet. Ook zijn toezegging om uiterlijk 12 april 2019 te betalen is verweerder niet nagekomen.

2.7    Tot op heden heeft klager geen betaling van verweerder ontvangen.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door declaraties van klager onbetaald te laten.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft bij de deken tegen de klacht geen verweer gevoerd. Ter zitting heeft hij de feitelijke gang van zaken die tot de klacht heeft geleid toegelicht. Hij erkent dat hij declaraties van klager onbetaald heeft gelaten en heeft zich niet inhoudelijk tegen de klacht verweerd.

 

5    BEOORDELING

5.1    Nu het onbetaald laten van de facturen van klager als zodanig door verweerder is erkend en hij tegen de verschuldigdheid geen verweer heeft gevoerd, is de gegrondheid van de klacht gegeven.

   

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder is bij beslissing van de raad d.d. 18 november 2019 op een door de deken ingediend bezwaar veroordeeld tot een voorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken. Eén van de aan die beslissing ten grondslag liggende en gegrond bevonden klachten betreft het onbetaald laten van facturen, waaronder de facturen van klager waarop de onderhavige klacht ziet. De gedraging waarop onderhavige klacht ziet, is derhalve in deze maatregel meegenomen. De raad ziet daarin aanleiding in deze zaak af te zien van het opleggen van een maatregel.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. J.C. Colombijn-Broersma en P.O.M. van Boven-de Groot, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2020.