Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:149

Zaaknummer

20-375/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De e-mail van verweerder is niet als intimiderend aan te merken. Klager heeft verder niet met bewijsstukken onderbouwd dat verweerder langdurig bij klager heeft aangebeld en op zijn deur heeft gebonkt, hem heeft geïntimideerd, valselijk heeft beschuldigd en/of minachting heeft getoond voor het geloof van klager.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  6 juli 2020

in de zaak 20-375/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 mei 2020 met kenmerk 2019-980589, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6 en I tot en met VII.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager woont in een huurwoning (hierna: de woning). De woningbouwvereniging heeft een renovatie van de woning en 28 andere woningen aangekondigd. Klager heeft de woningbouwvereniging geen toestemming voor de renovatie verleend. Klager heeft vervangende woonruimte aangeboden gekregen, maar deze (op 10 mei 2019) niet geaccepteerd. Naar aanleiding daarvan heeft de woningbouwvereniging een advocaat ingeschakeld, verweerder.

1.2    Op zondag 12 mei 2019 om 21:40 uur heeft verweerder klager per e-mail onder meer het volgende geschreven:

“Afgelopen vrijdag ben ik door cliënte (…) benaderd over de renovatie die aan uw woning zal plaatsvinden.

Uit onderstaande correspondentie en het dossier begrijp ik dat u helaas nog geen overeenstemming heeft bereikt.

Ondertussen zijn de steigers al opgebouwd en is de renovatie aan omliggende woningen reeds gestart.

Als uw woning niet meegenomen kan worden in de geplande werkstroom, dan zal dat later tegen veel hogere kosten dienen te gebeuren.

(…)

Graag kom ik morgenochtend om 10.00u bij u langs om e.e.a. te bespreken en om te bezien of wij er alsnog uit komen. Dat scenario heeft sterk mijn voorkeur.

In het andere geval zal ik een vonnis in kort geding halen om uw medewerking, met behulp van de deurwaarder en politie, te krijgen.

Dit scenario heeft niet mijn voorkeur, niet in de minste plaats omdat er veel onrust (iets waar u juist niet op uit bent, zo heb ik begrepen van cliënte) mee gemoeid is, en extra en onnodige kosten,

Als u mij geen keus laat en niet open staat voor een gesprek en minnelijke oplossing, dan ben ik genoodzaakt om dit pad te bewandelen.

Over de inhoud van het vonnis is weinig twijfel; u heeft de 8 weken na de “70%-brief” laten verlopen en daardoor kunt u niet meer opkomen tegen de redelijkheid van het plan.

De rechter zal hoe dan ook uitspreken dat u dient mee te werken. (…)

Hoe het ook zij, voor beide partijen is het bereiken van een minnelijke oplossing het beste. Ik hoop dat u daar in alle redelijkheid voor open staat en dat wij morgen overeenstemming bereiken.

Morgen om 10.00u meld ik mij bij u voor de deur.”

1.3    Op 13 mei 2019 is verweerder naar de woning van klager gegaan. Klager heeft de deur niet open gedaan. Diezelfde dag heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerder.

1.4    Op 15 juli 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft op 12 mei 2019 een intimiderende e-mail aan klager gestuurd.

b)    Verweerder heeft op 13 mei 2019 langdurig aangebeld en op de deur van klager gebonkt.

c)    Tijdens het telefoongesprek op 13 mei 2019 heeft verweerder klager geïntimideerd, valselijk beschuldigd en minachting getoond voor klagers geloof.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    Klachtonderdeel a) ziet op de e-mail van verweerder aan klager van 12 mei 2019. Anders dan klager is de voorzitter van oordeel dat deze e-mail niet als intimiderend kan worden aangemerkt. Verweerder heeft de e-mail gestuurd in het belang van zijn cliënte, die er baat bij had om op zeer korte termijn met klager tot een minnelijke regeling te komen. Die wens heeft verweerder in zijn e-mail aan klager verwoord. De wijze waarop verweerder dat heeft gedaan is niet als onnodig grievend aan te merken of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat klager met name het tijdstip van de e-mail (op zondagavond, tijdens de Ramadan, ongeveer 12 uur voor het aangekondigde bezoek) als vervelend heeft ervaren maakt de e-mail niet intimiderend. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

4.3    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4    Klager verwijt verweerder in deze klachtonderdelen dat verweerder op 13 mei 2019 langdurig heeft aangebeld en op de deur van klager heeft gebonkt en tijdens het telefoongesprek dat op diezelfde dag heeft plaatsgevonden klager heeft geïntimideerd, valselijk heeft beschuldigd en minachting heeft getoond voor het geloof van klager. Klager heeft dit echter, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet met bewijsstukken onderbouwd. Klachtonderdelen b) en c) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 6 juli 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.