Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:112

Zaaknummer

190246H

Inhoudsindicatie

Herzieningsverzoek op beslissing ex art. 13 Advocatenwet. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een uitzondering rechtvaardigen op de regel dat herziening in beginsel niet mogelijk is.

Uitspraak

BESLISSING                               

van 11 mei 2020

in de zaak 190246H

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

 

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van het Hof van Discipline (verder: het hof) van 7 februari 2020, gewezen onder nummer 190246. Daarin is het beklag van klager tegen de beslissing van de deken d.d. 23 augustus 2019 geen advocaat aan te wijzen ongegrond verklaard. De beslissing van het hof is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2020:33.

 

 

2    HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1    Per brief van 2 maart 2020, door de griffie van het hof ontvangen op 10 maart 2020, heeft verzoeker het hof verzocht om herziening van de beslissing van het hof van 7 februari 2020.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van het e-mailbericht d.d. 9 april 2020 met bijgevoegd een reactie op het herzieningsverzoek van de deken en het e-mailbericht d.d. 23 april 2020 van klager.

2.3    Het hof heeft het verzoek op voormelde stukken beoordeeld in raadkamer.

 

3    BEOORDELING

De mogelijkheid tot herziening

3.1    Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.

3.2    Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep (dan wel beklag) geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (vgl. HvD 24 augustus 2015, 7417, ECLI:NL:TAHVD:2015:271). In dit verband is door het hof een herzieningsprotocol vastgesteld. Op het herzieningsverzoek van verzoeker is het herzieningsprotocol van het hof van toepassing (verder: het herzieningsprotocol).

3.3    In het herzieningsprotocol van het hof is onder 1.1 bepaald dat een verzoek tot herziening in beginsel niet-ontvankelijk is. Onder 1.2 zijn uitzonderingen op deze regel geformuleerd:

1.2 Bij uitzondering kan het hof een verzoek om herziening wel ontvankelijk verklaren en in behandeling nemen. Van zo’n uitzondering kan sprake zijn als:

a. feiten of omstandigheden aan het licht komen die:

– hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;

– bij de verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;

– het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat het hof tot een andere beslissing zou zijn gekomen als deze vóór de uitspraak bij het hof bekend zouden zijn geweest. Aan alle drie deze vereisten moet zijn voldaan.

b. in de procedure bij het hof geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

Het herzieningsverzoek en de reactie van de deken   

3.4    Verzoeker stelt dat hij geconfronteerd wordt met het wettelijk vereiste tot het inschakelen van een advocaat voor de door hem beoogde procedure (herziening bij de Hoge Raad). Het hof belemmert de rechtsgang door de deken niet te verplichten tot aanwijzing van een advocaat en, naar het hof begrijpt, handelt in strijd met het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker stelt het hof in de gelegenheid de beslissing te herzien.

3.5    De deken heeft in zijn brief aan het hof verwezen naar de inhoud van de beslissing d.d. 7 februari 2020 en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

De beoordeling

3.6    Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek geen feiten of omstandigheden aangevoerd in de zin van sub a of b van artikel 1.2 van het herzieningsprotocol die een uitzondering op de regel rechtvaardigen dat herzieningsverzoeken niet-ontvankelijk zijn. De strekking van het herzieningsverzoek van verzoeker is dat verzoeker het oneens is met de beoordeling van zijn beklag door het hof, maar tegen die beslissing staat geen rechtsmiddel open.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn herzieningsverzoek.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2020.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 11 mei 2020.