Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:113

Zaaknummer

200070

Inhoudsindicatie

Beklag tegen afwijzende beslissing ex art. 13 beklag. In deze kwestie heeft klager al een verzoek ingediend dat door de deken is afgewezen en waarin een beklag is ingediend bij het hof. Het hof oordeelde toen dat het beklag ongegrond was (200012). Klager heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd, dus het beklag is opnieuw afgewezen door het hof. Dit is een derde beklag tegen deze deken inzake een verzoek tot aanwijzing van een advocaat door klager. Klager moet er rekening mee houden dat volgende beklagen in deze en aanverwante kwesties niet in behandeling woorden genomen door het hof.

Uitspraak

BESLISSING                               

van 18 mei 2020

in de zaak 200070

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 5 maart 2020.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Klager heeft tegen de beslissing van de deken een beklag ingediend bij het hof op 7 maart 2020. Het beklag (met bijlagen) is op 7 maart 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van het verweerschrift met bijlagen van de deken d.d. 20 april 2020 en het e-mailbericht met bijlagen van klager

d.d. 27 april 2020.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

 

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Klager heeft de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen die voor klager kan optreden in een procedure die namens hem aanhangig is gemaakt bij de rechtbank Den Haag tegen [naam verpleeghuis] (hierna: het verpleeghuis). Voor deze procedure is bijstand door een advocaat voorgeschreven. Klager werd bijgestaan door [naam advocaat 1]. Klager vordert in deze procedure opheffing van het pand- en toegangsverbod voor het verpleeghuis waar zijn zuster verblijft alsmede een schadevergoeding. [Naam advocaat 1] heeft zich onttrokken aan de zaak. In verband met deze onttrekking kon de geplande comparitie op 7 januari 2020 niet doorgaan en is een nieuwe datum voor de comparitie bepaald op 30 januari 2020 om 9.30 uur.

3.3    De deken heeft het verzoek afgewezen in de beslissing van 17 januari 2020. Diezelfde dag heeft klager een beklag tegen die beslissing ingediend bij het hof. Het hof heeft vervolgens bij beslissing van 27 januari 2020 het beklag van klager ongegrond verklaard. Het hof heeft daarbij als volgt geoordeeld. Klager mag van de zorginstelling namelijk zijn zuster bezoeken, mits dit uiterlijk 24 uur voorafgaand aan het verzoek is gemeld bij de teammanager, en klager heeft onvoldoende informatie gegeven over de aard en grondslag van zijn vordering tot schadevergoeding. Tot slot heeft klager nagelaten zijn verwijten aan het adres van [naam advocaat 1] met feiten en omstandigheden te onderbouwen noch is gebleken dat klager zelf enige inspanning heeft verricht een opvolgend advocaat te vinden. Klager heeft miskend dat de aanwijzingsbevoegdheid van de deken een vangnetvoorziening is, die pas in werking treedt als de rechtzoekende eerst zelf (aantoonbare) initiatieven heeft genomen om een advocaat te vinden, aldus het oordeel van het hof.

3.4    Vervolgens heeft klager per e-mail van 27 februari 2020 opnieuw verzocht om aanwijzing van een advocaat, omdat de griffie van de rechtbank geen stukken van klager zelf accepteerde maar die stukken door een advocaat moesten worden ingediend.

3.5    De deken heeft dit verzoek op 5 maart 2020 afgewezen onder verwijzing naar de beslissing van het hof van 27 januari 2020 en daarbij aangegeven dat klager geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die tot een andere beslissing kunnen leiden van de deken.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klager voert in zijn beklag aan dat tijdens de zitting van 30 januari 2020 bleek dat [naam advocaat 1] geen stukken voor hem had ingediend en dat klager nog een termijn van twee weken kreeg om stukken in te dienen. Klager heeft nu opnieuw om aanwijzing van een advocaat verzocht omdat de rechtbank de stukken afkomstig van klager zelf niet accepteert en aangeeft dat een advocaat dat moet doen. De deken blokkeert hierdoor de rechtsgang voor klager en wil dat klager de zaak verliest. In dit verband voert klager aan dat [naam advocaat 1] smeergeld heeft ontvangen van de managers van de zorginstelling en zich later met een smoesje heeft teruggetrokken als advocaat van klager. De deken heeft het verzoek van klager afgewezen om [naam advocaat 1] te helpen omdat, “wil bij de frauderend advocaten beter uitzien, en hun vriendschap later misschien nodig heeft, mijn zaak heeft met opzet negatief beoordeeld tegen [naam advocaat 1] om [naam advocaat 1] een handje te helpen.”

4.2    Het hof concludeert dat klager voor dezelfde zaak opnieuw verzocht heeft om aanwijzing van een advocaat. Daarbij zijn door klager geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere beoordeling leiden dan die van het hof in de beslissing van 27 januari 2020. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

4.3    Het hof stelt ten slotte vast dat klager tweemaal in dezelfde kwestie om aanwijzing van een advocaat heeft verzocht. Verder betreft dit een derde beklag van klager tegen dezelfde deken over een verzoek om aanwijzing van een advocaat in minder dan één jaar tijd. In deze drie verzoeken valt een patroon te ontdekken waarin klager zonder concrete toelichting en gerichte onderbouwing om een advocaat vraagt en zich daar vervolgens over beklaagt bij het hof. Klager moet er rekening mee houden dat een volgend verzoek in de voorliggende en in aanverwante kwesties door het hof niet in behandeling wordt genomen wegens misbruik van klachtrecht.

  

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 5 maart 2020 ongegrond.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2020.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 18 mei 2020.