Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:230

Zaaknummer

18-972/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 4 november 2019 in de zaak 18-972/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 juni 2019 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mails van 20 en 26 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 19 november 2018 met kenmerk K098 2018 ar/smo, door de raad ontvangen op 21 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 12 juni 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 12 juni 2019 verzonden aan klager.

1.4    Op 12 juni 2019 heeft klager de raad twee e-mails toegezonden. Deze zijn aangemerkt als verzet tegen de voorzittersbeslissing. De raad heeft verder kennis genomen van de brief van 15 augustus 2019 van klager.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2019 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft verzocht om behandeling van de zaak achter gesloten deuren. Namens de voorzitter is aan klager meegedeeld dat de zaak in beginsel openbaar behandeld zal worden, maar dat hij zijn verzoek ter zitting aan de raad kan voorleggen, waarna op dat verzoek zal worden beslist. Klager heeft vervolgens laten weten slechts te zullen verschijnen als de raad op voorhand beslist tot besloten behandeling van de klachtzaak. Klager is niet ter zitting verschenen.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Klager en verweerder kennen elkaar uit hun jeugd.

2.2    Op 15 september 2016 heeft klager een website gelanceerd, waarop burgers meldingen kunnen plaatsen die vervolgens worden doorgestuurd naar de bevoegde instanties.

2.3    Op 3 juli 2017 heeft klager verweerder per WhatsApp benaderd met enkele vragen betreffende zijn privacy en bedrijf. Naar aanleiding hiervan heeft een ontmoeting in een restaurant plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Bij deze gelegenheid heeft klager verweerder gevraagd hem als advocaat te adviseren in verband met zijn bedrijf.

2.4    Klager heeft op zijn website op enig moment ook rechtshulp aangeboden. Naar aanleiding van klachten heeft hij daarvoor uiteindelijk een andere website ontwikkeld.

2.5    Bij e-mails van 20 en 26 april 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij klager verkeerde adviezen heeft gegeven aangaande zijn bedrijf en informatie over klager kenbaar heeft gemaakt aan derden.

3.2    In verzet heeft klager de vraag opgeworpen in welke hoedanigheid – oude bekende, vriend, vroegere klasgenoot of advocaat - verweerder in deze klachtzaak verweer heeft gevoerd. De gronden van het verzet zullen hierna, voor zover van belang, verder worden besproken.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd. In verzet heeft verweerder zijn verzet gehandhaafd.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het karakter van de procedure van verzet tegen een voorzittersbeslissing brengt met zich dat er primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in de bestreden voorzittersbeslissing. De klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn en het verzet geheel of gedeeltelijk gegrond is.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.3    Omdat het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R.A.M. Oranje-Jorna en A.S. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2019.