Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:285

Zaaknummer

18-897

Inhoudsindicatie

De voorzitter oordeelt klagers kennelijk niet-ontvankelijk in hun klachten jegens verweerster nu zij als privé persoon, en niet in hoedanigheid van advocaat, heeft opgetreden als belanghebbende tegen de vergunningaanvraag door klagers. Tuchtrecht niet toepasselijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2019

in de zaak 18-897

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 9 november 2018 met kenmerk 186574/AS, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Klagers zijn allen betrokken bij het reilen en zeilen van BM.

1.3    BM is een onderneming die een activiteitenlocatie exploiteert in het Groene Hart.

1.4    Indirect bestuurder en aandeelhouder van BM is mevrouw B.

1.5    De eigenaresse van BM heeft bij de gemeente verschillende vergunningen aangevraagd in verband met haar voornemen om op de locatie van BM ook feesten en partijen te gaan organiseren.

1.6    Verweerster heeft een woning schuin tegenover BM en heeft tegen deze vergunningaanvragen namens zichzelf in privé alsmede namens een aantal buren bezwaar gemaakt.

1.7    Bij brief van 8 augustus 2017 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)   onnodig procedures te starten;

b)   onduidelijkheid te laten bestaan over de cliënten voor wie zij optreedt;

c)   meerdere belangen te hebben bij de procedures waardoor haar onafhankelijkheid als advocaat in gevaar komt;

d)   niet de voorkeur te geven aan een minnelijke oplossing;

e)   meerdere personen te bedreigen met smaad en lasterprocedures;

f)    te schreeuwen en te schelden tegen klagers;

g)   inbreuk te maken op de privacy van klagers;

h)   afspraken over het vertrouwelijke karakter van het mediationtraject te schenden;

i)    haar kennis als advocaat te misbruiken voor een stroom aan procedures;

j)    haar cliënten geen kosten in rekening te brengen;

k)   te veel persoonlijk betrokken te zijn geraakt bij de procedures die zij voert;

l)    nog steeds ingeschreven te staan als advocaat terwijl zij dat niet meer is.

 

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

 

4    BEOORDELING

4.1    Alle klachtonderdelen richten zich tot het optreden en/of handelen of nalaten van  verweerster in haar privé-hoedanigheid van belanghebbende (te weten: overbuurvrouw) bij de vergunningaanvraag door BM en/of van vertegenwoordigster als privé-persoon van enkele andere belanghebbenden (te weten: buren) in dezelfde kwestie. Daarbij heeft zij zich niet als advocaat gepresenteerd. Feitelijk is verweerster dus de privé-wederpartij van klagers in de vergunningprocedure.

4.2    Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt echter niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3    Nu verweerster niet de advocaat van klagers of één van hen is geweest en ook niet van diens wederpartij(en) hebben klagers naar het oordeel van de voorzitter geen rechtstreeks belang als bedoeld in de Advocatenwet. Op grond daarvan zal de voorzitter de klacht(en), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M.C. van der Sanden als griffier op 13 maart 2019.

 

griffier                                     voorzitter