Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:239

Zaaknummer

18-369

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verweerder is als kwaliteitsmanager betrokken geweest bij de behandeling van een klacht tegen een kantoorgenoot. In die hoedanigheid heeft hij zich niet dusdanig misdragen dat daardoor het vertrouwen in advocatuur is geschaad. Klager heeft zijn verwijten en zijn verzet niet (voldoende) onderbouwd. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 maart 2019

in de zaak 18-369

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 juli 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 22 september 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 14 mei 2018 met kenmerk K 17-108, door de raad ontvangen op 15 mei 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 juli 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 juli 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 30 juli 2018 door de raad ontvangen op 2 augustus 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 30 juli 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    Klager verwijst naar de brief van 23 juli 2018 in de zaak met nummer 18-249.

b)    De voorzitter kan in deze zaak geen oordeel vellen zolang hij niet kennis heeft kunnen nemen van de stukken die klager heeft ingediend in de klachtzaak tegen mr. M.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A. Bolt en C.W. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin - van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2019.

Griffier                                                                      Voorzitter