Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:221

Zaaknummer

19-682/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft zijn werkzaamheden bij klager in rekening mogen brengen nadat de aanvraag om een toevoeging was afgewezen. Verweerder heeft voorts, conform opdrachtbevestiging, het eerste half uur van het intakegesprek niet bij klager in rekening gebracht.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  18 november 2019

in de zaak 19-682/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:    

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 oktober 2019 met kenmerk td/re/19-149/881518, door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is op 8 januari 2019 op het inloopspreekuur van het kantoor van verweerder geweest in verband met een geschil over goederen die zouden  zijn verduisterd.

1.2    Op 15 januari 2019 heeft een intakegesprek plaatsgevonden met verweerder. Op diezelfde dag heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gestuurd. In die opdrachtbevestiging staat voor zover van belang:

“Uw opdracht betreft het retour krijgen van goederen, welke u toebehoren, en welke zijn verduisterd door wederpartij (…)

Ik zal voor deze zaak voor u een toevoeging aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Indien u hiervoor in aanmerking komt, moet u alsdan een eigen bijdrage aan mij betalen. De hoogte hiervan hangt af van uw inkomen. Alsdan zal ik u een nota zenden voor deze eigen bijdrage.

(…)

Mocht u vanwege een te hoog inkomen onverhoopt niet voor een toevoeging in aanmerking komen, dan zal ik u mijn uurtarief van € 195,00 in rekening brengen. Dat bedrag is exclusief 21 procent btw en 5 procent kantoorkosten. (…)

Van het intakegesprek zal ik u, indien het een betalende zaak wordt, het eerste half uur niet in rekening brengen.”

1.3    Op 17 januari 2019 heeft verweerder een toevoeging voor klager aangevraagd. Die aanvraag is op 24 januari 2019 afgewezen. Op 26 februari 2019 heeft klager een verzoek om peiljaarverlegging ingediend, maar dat verzoek is buiten behandeling gesteld omdat klager de gevraagde stukken niet tijdig had ingediend.

1.4    Op 11 februari 2019 heeft verweerder klager een declaratie gestuurd ten bedrage van € 371,62.

1.5    Bij brief van 16 april 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    een toevoeging heeft ontvangen en desondanks een declaratie heeft gestuurd;

b)    het inloopgesprek bij klager in rekening heeft gebracht.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Uit het klachtdossier volgt dat verweerder op 17 januari 2019 een toevoeging voor klager heeft aangevraagd. Op 24 januari 2019 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de aanvraag afgewezen vanwege een te hoog inkomen van klager. Klager heeft vervolgens op 26 februari 2019 een verzoek om peiljaarverlegging ingediend, maar dat verzoek is door de Raad voor Rechtsbijstand buiten behandeling gesteld omdat klager niet tijdig de gevraagde stukken had overgelegd. Verweerder heeft toen, conform de opdrachtbevestiging van 15 januari 2019, zijn werkzaamheden bij klager in rekening mogen brengen. Het verwijt dat verweerder een toevoeging voor klager zou hebben ontvangen en hij klager desondanks een declaratie heeft gestuurd mist gelet op het voorgaande feitelijke grondslag en is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Uit het klachtdossier volgt dat klager op 8 januari 2019 op het gratis inloopspreekuur van het kantoor van verweerder is geweest. Er is toen een afspraak gemaakt voor een intakegesprek op 15 januari 2019. Zoals verweerder terecht heeft aangevoerd is een inloopspreekuur – waar personen over een en dezelfde kwestie eenmalig gratis terecht kunnen met hun rechtsvragen – iets anders dan een intakegesprek. Het intakegesprek heeft volgens verweerder meer dan een uur geduurd. Uit de urenspecificatie bij de declaratie van 11 februari 2019 volgt dat verweerder het inloopspreekuur en, conform de opdrachtbevestiging van 15 januari 2019, het eerste half uur van het intakegesprek niet bij klager in rekening heeft gebracht. Het verwijt dat verweerder het inloopspreekuur bij klager in rekening heeft gebracht mist dan ook eveneens feitelijke grondslag en is  kennelijk ongegrond.

4.3    In zijn repliek heeft klager verweerder beschuldigd van meineed, diefstal en heling, maar hierop zal de voorzitter verder niet ingaan. Dat is voorbehouden aan de strafrechter.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 18 november 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2019 verzonden.