Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-06-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:158

Zaaknummer

190087

Inhoudsindicatie

Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat).   Klager heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank tot wijziging kinderalimentatie. De deken heeft dit verzoek afgewezen omdat de gemachtigde van klager zich onvoldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden. Ook heeft zij geen gebruik gemaakt van het meermaals herhaalde aanbod om zich te wenden tot het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland, dat namen en adressen had kunnen geven van advocaten die klager mogelijk hadden kunnen bijstaan. Het hof stelt vast dat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, na verleend uitstel, is verstreken op 6 maart 2019. Dit betekent dat geen sprake meer is van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat benodigd is in de zin van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Klager heeft geen belang meer bij zijn beklag en dient daarin dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens heeft het hof in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om de beslissing van de deken voor onjuist te houden. Verzoek is niet-ontvankelijk.

Uitspraak

BESLISSING                   

Van 28 juni 2019

in de zaak 190087

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Gelderland

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

[Naam gemachtigde klager] (verder: de gemachtigde van klager) heeft namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 21 maart 2019 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Per brief van 2 april 2019 heeft de gemachtigde van klager zich beklaagd over het feit dat de deken het verzoek heeft afgewezen.

 

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het beklagschrift is op 4 april 2019 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de e-mail met bijlagen van 2 mei 2019 en de e-mail van 9 mei 2019 van de deken.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op de zitting van 24 mei 2019.

 

3    FEITEN

3.1    Het hof stelt, kort en zakelijk weergegeven, de volgende feiten vast.

3.2    Klager heeft bij de rechtbank een procedure gevoerd tegen zijn voormalig echtgenote met betrekking tot wijziging van kinderalimentatie. Op 26 november 2018 heeft de rechtbank een beschikking gewezen welke volgens klager fouten bevat, waaronder een volgens klager onjuiste ingangsdatum van de wijziging alimentatie.

3.3    Bij e-mail van 14 februari 2019 heeft de gemachtigde van klager zich tot de deken gewend met een verzoek om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen de beschikking. Hierop is namens de deken gereageerd met een brief van 15 februari 2019, waarin de voorwaarden waaraan dient te zijn voldaan voor aanwijzing van een advocaat zijn vermeld, waaronder de voorwaarde dat klager, althans zijn gemachtigde, zich eerst zelf moet inspannen om een advocaat te vinden. Ook is de gemachtigde van klager gewezen op de mogelijkheid om bij het  bureau van de Orde van Advocaten in Gelderland te informeren naar namen en adressen van advocaten. 

3.4    Vervolgens is correspondentie gevoerd tussen de gemachtigde van klager en de  stafjurist namens de deken – hierna ook: de deken –, waarbij de gemachtigde van klager, ondanks herhaalde verzoeken daartoe van de deken, geen voldoende volledige en duidelijke bewijsstukken heeft aangeleverd van inspanningen om een advocaat te vinden.

3.5    Op 20 februari 2019 heeft klager zelf een beroepschrift ingediend bij het gerechtshof.

3.6    Bij e-mail van 21 februari 2019 stuurt de gemachtigde van klager de deken onder meer overzichten van data waarop zij telefoongesprekken zou hebben gevoerd met advocaten(kantoren).

3.7    Bij brief van 21 februari 2019 heeft de rechtbank klager geïnformeerd dat klager tot en met 6 maart 2019 in de gelegenheid wordt gesteld een beroepschrift te laten indienen door een advocaat.

3.8    Bij e-mails van 21 februari 2019 informeert de deken de gemachtigde van klager over gesprekken die hij heeft gevoerd met twee ter zake kundige advocaten die een hoger beroep in de zaak van klager juridisch niet haalbaar achten. Tevens wijst hij de gemachtigde van klager erop dat het verzoek nog steeds incompleet is en dat zij  dient aan te geven waarom klager in hoger beroep wenst te gaan en wat de aard en inhoud is geweest van de telefoongesprekken die zouden zijn gevoerd met advocaten. De deken stelt de gemachtigde van klager voor de laatste maal in de gelegenheid het verzoek aan te vullen.

3.9    Bij e-mail van 22 februari 2019 informeert de deken de gemachtigde van klager over de door één van de geraadpleegde advocaten gegeven nadere toelichting op haar inschatting dat de kans van slagen van een hoger beroep nihil is.   

3.10    Na een verdere uitwisseling van e-mails tussen de gemachtigde van klager en de deken naar aanleiding van het door het gerechtshof verleende uitstel, informeert de deken bij een van de onder 3.8 aangehaalde advocaten of zij, gelet op het verleende uitstel, wellicht toch bereid zou zijn om hoger beroep in te stellen. Bij e-mail van 25 februari 2019 heeft deze advocaat gemotiveerd aangegeven hiertoe niet bereid te zijn. Onder meer geeft zij aan dat klager, door in een eerder gevoerde procedure inzake nihil stelling dan wel wijziging van de alimentatie geen hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank, zijn kansen heeft verspeeld om met terugwerkende kracht een wijziging van de alimentatie te krijgen.    

3.11    Bij meerdere e-mails van 1 maart 2019 stuurt de gemachtigde van klager aan de deken onder meer een e-mail van een derde advocaat, die aangeeft dat zij de kans van slagen van een hoger beroep niet hoog inschat.

3.12    Bij e-mail van 5 maart 2019 geeft de gemachtigde van klager onder meer aan dat geen enkele advocaat hoger beroep kan instellen wegens de hoge tijdsdruk. In zijn reactie hierop wijst de deken op de drie negatieve adviezen die er inmiddels liggen en wordt aan de gemachtigde van klager tevens opgave gedaan van zeven advocatenkantoren in zijn regio met de benodigde expertise.           

3.13    Bij brief van 21 maart 2019 heeft de deken het verzoek afgewezen. Op 4 april 2019 heeft klager bij het hof een beklag ingediend tegen de beslissing van de deken.   

 

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.2    De beslissing van de deken van 21 maart 2019 houdt in dat hij het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat afwijst. De deken is op basis van de aan hem verschafte informatie van oordeel dat de gemachtigde van klager zich onvoldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden, zodat klager niet in de omstandigheid verkeert dat hij geen advocaat bereid heeft gevonden om zich bij te laten staan. De gemachtigde van klager heeft niet inzichtelijk gemaakt hoeveel advocaten zij heeft benaderd en wat de aard en inhoud is geweest van hun reacties. Ook heeft zij geen gebruik gemaakt van het meermaals herhaalde aanbod om zich te wenden tot het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland, dat namen en adressen had kunnen geven van advocaten die klager mogelijk hadden kunnen bijstaan. Ten overvloede heeft de deken opgemerkt dat, in geval hij wel tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek zou zijn gekomen, hij mogelijk zou hebben besloten dat het hoger beroep van klager onvoldoende kansrijk was, gelet op een drietal negatieve adviezen van advocaten in het dossier van klager.   

4.3    Het beklag van klager houdt, kort samengevat, in dat de gemachtigde van klager wel degelijk veel moeite heeft gedaan om een advocaat te vinden en dat de beslissing van de deken is gebaseerd op onvolledige dossiers en feitelijke onjuistheden. Dat zij geen advocaat heeft kunnen vinden, wijt de gemachtigde van klager aan de tijdsdruk die op het hoger beroep stond. Klager zou een goede zaak hebben en een stevig dossier, dat de gemachtigde van klager nu stukje bij beetje aan het terugzoeken is.  

4.4    Vast staat dat klager de deken heeft verzocht om de aanwijzing van een advocaat om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank van 26 november 2018. Tevens staat vast dat de termijn voor het instellen van dit beroep, na verleend uitstel, op 6 maart 2019 is verstreken. Dit betekent dat geen sprake meer is van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat benodigd is in de zin van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Klager heeft geen belang meer bij zijn beklag en dient daarin dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. 

4.5    Overigens heeft het hof in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om de beslissing van de deken voor onjuist te houden.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag tegen de beslissing van 21 maart 2019 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland.

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.D. Kiers-Becking en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 28 juni 2019.