Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:147

Zaaknummer

19-215/DB/LI

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  16 september  2019

in de zaak 19-215/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 april 2019 op de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 3 augustus 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij e-mail d.d. 4 april 2019 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 18 april 2019 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 18 april 2019 verzonden aan klaagster.

1.4      Bij e-mails d.d. 19 en 14 mei 2019 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 september 2019. Klaagster is verschenen. Verweerder is niet verschenen en heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster en de nagekomen e-mails met bijlagen van klaagster d.d. 5, 14 en 16 augustus 2019.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

heeft gehandeld in strijd met de kernwaarden van de advocatuur.

 

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Verweerder heeft onjuiste, onvolledige en onzorgvuldige stukken aan de raad van discipline overgelegd, te weten een niet officiële schikking, op welke stukken de voorzitter van de raad van discipline beslist heeft.

 

 

 

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. Klaagster heeft in verzet geen inhoudelijk bezwaar tegen toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet naar voren gebracht. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2019.

 

Griffier                                                                                               Voorzitter