Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:90

Zaaknummer

180279

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Appel alleen ingesteld door klaagster, onvoldoende gebleken dat klager sub 2 ook in appel is gekomen. Klacht deels niet-ontvankelijk omdat de klacht ziet op gedragingen in 2013 en de klacht is ingediend in 2017. Klacht voor het overige ongegrond. De kantonrechter heeft de vordering van verweerders kantoor ter zake van de openstaande declaratie toegewezen. Dat verweerder ten onrechte een incassoprocedure aanhangig heeft gemaakt en in die procedure onwaarheden heeft verkondigd en valsheid in geschrifte heeft gepleegd is niet gebleken. Deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 8 maart 2019

in de zaak 180279

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

   

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 3 september 2018, gewezen onder nummer 18-198/DB/OB en aan partijen toegezonden op 3 september 2018. In deze beslissing is van de klacht van klaagster en [naam klager sub 2] (verder: klager sub 2) klachtonderdeel 1 niet-ontvankelijk en zijn de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond verklaard.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:127.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van klaagster is door de griffie van het hof ontvangen op 19 september 2018 en op verzoek van de griffier van het hof door klaagster aangevuld per e-mailbericht met bijlagen, door de griffie ontvangen op 28 september 2018.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- het verweerschrift met bijlage van 4 december 2018 van verweerder;

- het e-mailbericht van 11 december 2018 van klaagster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 januari 2019, waar klaagster met klager sub 2 en verweerder zijn verschenen. Klager sub 2 heeft gepleit aan de hand van persoonlijke aantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd.

 

3    KLACHT

Voor zover in hoger beroep van belang, houdt de klacht zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1. is tekortgeschoten als advocaat, er was slechts sprake van een vrijblijvende vraag;

2. onwaarheden heeft verkondigd en valsheid in geschrifte heeft gepleegd in de incassoprocedure;

3. klager sub 2 ten onrechte heeft gedagvaard.

 

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

5.1.    Het beklagschrift van 19 september 2018 is door klaagster ingediend en door klaagster ondertekend. De aanvulling op het klaagschrift is ook alleen door klaagster

ondertekend. Het beklagschrift is in de “ik”-vorm opgesteld. Echter in de slotzin van het beklagschrift wordt gesproken in de “we”-vorm. Daar uit het beklagschrift onvoldoende duidelijk blijkt dat klaagster ook mede namens klagers sub 2 optreedt en klager sub 2 niet zelfstandig hoger beroep heeft ingesteld, gaat het hof ervan uit dat alleen klaagster in beroep is gekomen van de beslissing van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch. Dat klager sub 2 ter zitting van het hof aanwezig was en daar het woord heeft gevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

5.2.   Het onderzoek in hoger beroep gaf geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de beoordeling van de raad. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling. Dit betekent dat de grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen en dat deze beslissing dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 3 september 2018 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-198/DB/OB.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, A.D.R.M. Boumans, M. Pannevis, J.M. Rowel-van der Linde, G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2019.

De beslissing is verzonden op 8 maart 2019.