Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:130

Zaaknummer

19-469/DB/OB

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij om in het belang van -de ontwikkeling van- de kinderen de transgender identiteit aan de orde te stellen. Geen sprake van discriminatie. Advocaat mag bewijsstukken waaronder niet aan hem gerichte emails in het geding brengen.

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat/client relatie van de wederpartij is kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 13 augustus 2019

in de zaak 19-469/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

 

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 16 juli 2019 met kenmerk 48/18/124K en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Verweerder treedt sinds 2015 op als advocaat van de wederpartij van klaagster in diverse procedures betreffende de minderjarige kinderen van partijen.

1.2     Bij brief van 5 september 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1)         verweerder zich onnodig grievend en discriminerend jegens klaagster heeft uitgelaten;

2)         verweerder de privacy van klaagster en haar kinderen heeft geschonden;

3)         verweerder de rechter willens en wetens valselijk heeft geïnformeerd;

4)         verweerder zich door zijn cliënte in natura heeft laten betalen.

 

            Klaagster heeft ter toelichting op de klacht onder meer het volgende naar voren gebracht:

2.2       Verweerder heeft zich denigrerend uitgelaten over LHBTI+ mensen. Hij schreef onder meer het volgende in zijn processtukken: “De kinderen hebben therapie nodig doordat (klager) transgender zou zijn.” Daarnaast weet verweerder sinds de uitspraak van december 2016 dat klaagster geen transgender is. Door klaagster als transgender te blijven betitelen, terwijl hij weet dat vele mensen waaronder rechters een persoonlijke aversie tegen transgenders hebben, doet verweerder aan stemmingmakerij.

2.3       E-mails die niet aan verweerder waren gericht zijn rechtstreeks in zijn mailbox terecht gekomen en door hem gelezen. Er is sprake van plak- en knipwerk door verweerder waarmee verweerder valsheid in geschrifte en fraude heeft gepleegd.

 

3          VERWEER

3.1     Verweerder betwist klaagster te hebben gediscrimineerd. Verweerder heeft steeds het standpunt van zijn cliënte verwoord en haar belangen behartigd. Verweerder heeft zich op basis van het NIFP rapport namens zijn cliënte met juridische verzoeken betreffende de minderjarige kinderen van partijen tot het Gerechtshof gewend. Dit is de taak van verweerder als partijdig advocaat van zijn cliënte. Het is aan het Gerechtshof om daarover te oordelen.

3.2     Verweerder betwist de privacy van klaagster en van de kinderen niet te respecteren. Het is de taak van verweerder om op verzoek van zijn cliënte bewijsstukken, waaronder aan zijn cliënte gerichte mails, in het geding te brengen. Het is aan de rechter om te beoordelen of deze relevant zijn.

3.3     Verweer betwist de rechter valselijk te hebben geïnformeerd.

 

4          BEOORDELING

4.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. . De voorzitter zal de klacht met inachtneming van bovenstaand uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel 1

4.2     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat tussen klaagster en haar voormalige partner vele procedures zijn en worden gevoerd betreffende het gezag over de omgang met en de opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen van partijen. Verweerder heeft hierin steeds de wederpartij van klaagster als advocaat bijgestaan. Vaak is het zo dat de standpunten die de advocaat van de wederpartij in een procedure inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak, de andere partij niet welgevallig zijn. Daarnaast geldt dat in een procedure en zeker in familierechtelijke procedures de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. Alsdan kan een verwoord standpunt van de ene partij de andere partij onaangenaam treffen. Dat betekent echter nog niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Naar het oordeel van de voorzitter valt uit de aan de raad overgelegde stukken niet op te maken dat verweerder zich jegens klaagster nodeloos grievend dan wel discriminerend heeft uitgelaten. Het stond verweerder vrij om in het belang van –de ontwikkeling van- de kinderen de transgender identiteit van klaagster aan de orde te stellen. Van enige discriminatie van klaagster is niet gebleken.

Ad klachtonderdeel 2

4.3     Het stond verweerder vrij om namens zijn cliënte bewijsstukken van haar stellingen in het geding te brengen. De stelling van klaagster dat verweerster daarbij de privacy van klaagster en van haar kinderen heeft geschonden wordt niet onderbouwd door de door klaagster aan de raad overgelegde stukken. Het stond verweerder als advocaat van de wederpartij vrij om te bepalen welke bewijstukken, waaronder niet aan hem gerichte e-mails, hij in het belang van zijn cliënte wenste in te brengen. Het was vervolgens aan de rechter om de relevantie van de door partijen over en weer ingebrachte stukken te beoordelen.   

Ad klachtonderdeel 3

4.4     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat partijen veelvuldig van mening verschilden over de opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, wat onder meer heeft geleid tot meerdere verzoeken om vervangende toestemming aan de rechter. Verweerder heeft daarbij steeds het standpunt van zijn cliënte naar voren gebracht. Het moge zo zijn dat klaagster zich hiermee niet kon verenigen, maar dat betekent nog niet dat verweerder de grens die hem als advocaat van de wederpartij vrij stond heeft overschreden. Voor zover klaagster zich niet kon verenigen met de door verweerder namens zijn cliënte ingenomen standpunten, lag het op haar weg om zich hiertegen in rechte te verweren. De stelling van klaagster dat verweerder de rechters valselijk heeft geïnformeerd is door klaagster onvoldoende concreet aangetoond en wordt door de aan de raad overgelegde stukken evenmin onderbouwd.

Ad klachtonderdeel 4

4.5     Het vierde onderdeel van de klacht heeft betrekking op de advocaat/cliënt relatie tussen verweerder en zijn cliënte. Ter zake komt klaagster geen klachtrecht toe. Het klachtrecht is niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen zijn of kunnen worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De voorzitter zal het vierde onderdeel van de klacht daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

4.6     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter dan ook met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet de onderdelen 1, 2 en 3 klacht kennelijk ongegrond verklaren en onderdeel 4 kennelijk niet-ontvankelijk.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, de klachtonderdelen 1,2 en 3 kennelijk ongegrond en klachtonderdeel 4 kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, met bijstand van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 13 augustus 2019.

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter