Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:120

Zaaknummer

190041 190042 190043 190044 190045 190046

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk hoger beroep tegen klachtonderdeel b, omdat klager daartegen geen grieven heeft aangevoerd.  Ten aanzien van klachtonderdeel a, bekrachtigt het hof de beslissing van de raad. Verweerders hebben door het als productie overleggen van een niet-geanonimiseerd vonnis niet de gerechtvaardigde belangen van klager als bedoeld in regel 10 van de Gedragsregels 1992 geschaad. Het vonnis is slechts in kleine kring verspreid. Daar komt bij dat het in 2015 nog regelmatig voorkwam dat gerechtelijke uitspraken niet werden geanonimiseerd. Ook heeft klager onvoldoende gesteld op welke wijze hij in zijn belangen is geschaad door het overleggen van het vonnis. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING                               

van 23 augustus 2019

in de zaken 190041, 190042, 190043, 190044, 190045, 190046

naar aanleiding van het beroep van:

klager

tegen:

verweerder in 190041

verweerder in 190042

verweerder in 190043

verweerder in 190044

verweerster in 190045

verweerster in 190046

hierna tezamen: verweerders

 

1.    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 11 januari 2019 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad), gewezen onder nummers 18-561/A/A, 18-562/A/A, 18-563/A/A, 18-564/A/A, 18-565/A/A, 18-566/A/A en aan partijen toegezonden op 11 januari 2018. Hierin heeft de raad beide klachtonderdelen tegen alle verweerders ongegrond verklaard.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2019:9.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De griffie van het hof heeft het beroepschrift met bijlagen van klager ontvangen op 4 februari 2019.

2.2    Voorts heeft het hof kennis genomen van:

- de stukken van de raad;

- de stukken van klager, ontvangen op 26 maart 2019;

- de stukken van klager, ontvangen op 29 maart 2019;

- de brief met bijlagen van 1 april 2019 van de gemachtigde van verweerders;

- het e-mailbericht met bijlagen van 10 april 2019 van klager;

- de brief met bijlage van 7 juni 2019.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 juni 2019. Verweerder in 190041, verweerder in 190042 en verweerster in 190045 die tevens als gemachtigde van alle verweerders optreedt, zijn evenals klager verschenen. Klager heeft twee pleitnotities voorgedragen en aan het hof overgelegd. De gemachtigde van verweerders heeft een pleitnota voorgedragen en aan het hof overgelegd.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) bewust niet-geanonimiseerde stukken naar de heer [H.] hebben verzonden om kracht bij te zetten aan beschuldigingen aan zijn adres;

b) contact zoeken met de Royal Bank of Schotland (verder: de Bank), dat er overtredingen zijn geconstateerd in verband met het Vonnis, terwijl verweerders die overtredingen zelf creëren en aanmaken om de intentie te wekken dat klager contact met de Bank zoekt.

 

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

5.1    Klager is in hoger beroep gekomen tegen de beoordeling van beide klachtonderdelen door de raad. Klager heeft daarbij enkel grieven aangevoerd tegen de beslissing van de raad voor zover die ziet op klachtonderdeel a). Klager heeft geen grieven geformuleerd tegen de beoordeling van klachtonderdeel b). Een beroep dient echter te worden ingesteld ‘bij een met redenen omklede memorie’ (artikel 56 lid 3 Advocatenwet.). Nu dergelijke redenen (grieven) ontbreken, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep ten aanzien van klachtonderdeel b).

5.2    Ten aanzien van klachtonderdeel a) biedt het onderzoek in hoger beroep voor het hof geen aanleiding tot een andere beoordeling van de raad te komen. Het hof verwerpt de grieven van klager tegen de beoordeling van klachtonderdeel a) en neemt deze beoordeling over van de raad. Het hof zal de beslissing van de raad in zoverre bekrachtigen.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen onderdeel b) van de klacht;

- bekrachtigt de beslissing van 11 januari 2019 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummers 18-561/A/A, 18-562/A/A, 18-563/A/A, 18-564/A/A, 18-565/A/A en 18-566/A/A voor het overige.

 

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 23 augustus 2019.