Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:118

Zaaknummer

190022

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij en het kantoor met wie verweerder (heeft) samen(ge)werkt. Klacht niet-ontvankelijk voor zover deze zich richt tegen het kantoor. Verder is niet gebleken dat verweerder tijdens zijn ziekte niet heeft zorggedragen voor waarneming (en daardoor de zaak heeft vertraagd). Geen strijd met de Voda. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 23 augustus 2019

in de zaak 190022

naar aanleiding van het beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

en

verweerster

hierna tezamen: verweerders

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 17 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad), gewezen onder nummer 17-226 en aan partijen toegezonden op 17 december 2018. De raad heeft klachtonderdeel c niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:271.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De griffie van het hof heeft het beroepschrift van klaagster ontvangen op 16 januari 2019.

2.2    Voorts heeft het hof kennis genomen van de stukken van de raad en de brief met bijlagen d.d. 5 maart 2019 van verweerder, mede namens verweerster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 juni 2019. Verweerder, mede namens verweerster, en de heer [B.] namens klaagster zijn verschenen. De gemachtigde van klaagster heeft pleitaantekeningen voorgedragen en deze aan het hof overgelegd. Verweerder heeft een machtiging d.d. 18 juni 2019 van verweerster overgelegd om verweerster te vertegenwoordigen in deze zaak.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder tijdens zijn ziekmelding niet heeft voorzien in waarneming in de zaak tegen klaagster en geen met name genoemde vervanger heeft aangewezen;

b) verweerder het door zijn ziekmelding onmogelijk heeft gemaakt om onder meer vervolgacties in de zaak tegen klaagster te laten plaatsvinden;

c) verweerster (het kantoor) geen maatregelen heeft getroffen ter zake de vervanging van verweerder terwijl het zekerheidsgeld van klaagster wel op hun derdengeldrekening staat.

 

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

Het onderzoek in hoger beroep geeft geen aanleiding voor het hof tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling en neemt die over. Voor zover er grieven zijn aangevoerd tegen de beoordeling door de raad, worden deze door het hof verworpen. Hij zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 17 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 17-226.

 

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 23 augustus 2019.