Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:110

Zaaknummer

19-212

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingskwestie. Niet is komen vast te staan dat verweerster de belangen van klager op een ongeoorloofde manier heeft geschaad, zoals klager heeft gesteld. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 26 juni 2019

in de zaak 19-212

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangendvoorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 3 april 2019 met kenmerk Z 723625/MV/sd, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Klager en zijn ex-vrouw verschillen onder meer van mening over de gevolgen van de echtscheiding voor hun minderjarige zoon.

1.2    Verweerster staat de ex-vrouw van klager bij.

1.3    Verweerster heeft namens de ex-vrouw onder meer een verzoekschrift ingediend tot verkrijging van het eenhoofdig gezag over de zoon.

1.4    Op 13 november 2018 heeft klager bij de deken digitaal een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de belangen van klager op een ongeoorloofde manier heeft geschaad.

Toelichting

2.2    Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht. Verweerster heeft in de procedure onwaarheden en leugens verkondigd. Het gaat om feiten waarvan verweerster wist of had moeten weten dat deze onjuist waren. Klager doelt dan op het hem verweten pest- en treitergedrag, de aanpassing van het huurcontract en de verdeling van gemeenschappelijke goederen. Daarnaast heeft verweerster ten onrechte gesteld dat klager een vaderdagcadeau van zijn zoon heeft geweigerd (klager weet van een dergelijk cadeau niet af), dat onduidelijk is wanneer klager vrij is van zijn werk, dat klager soms met spoed naar het buitenland moet, dat klager buiten zijn werk om vaak van huis is en dat met klager geen goede afspraken te maken zijn over vakanties. Bovendien is verweerster niet ingegaan op een voorstel van de advocaat van klager om een vijfgesprek (met ook de moeder van klager) of een viergesprek te organiseren.

 

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Het is de taak van verweerster om de belangen van haar cliënte, de wederpartij van klager, zo goed als mogelijk te behartigen. Van onwaarheden is geen sprake. De ex-vrouw heeft verweerster verzekerd dat alle door klager bestreden stellingen berusten op waarheid. Verweerster heeft veel stellingen met stukken onderbouwd, zoals een foto van het vaderdagcadeau. Verweerster heeft geen reden gehad om aan de juistheid van de door haar cliënte aangeleverde informatie te twijfelen. De ex-vrouw heeft wel degelijk pestgedrag van klager ervaren, onder meer doordat veelvuldig schriftelijk gecommuniceerd moest worden binnen gestelde termijnen en de niet-coöperatieve houding van klager wat betreft het regelen van kinderopvang, vakanties of de verhuisservice voor de post. Verweerster is bovendien wel ingegaan op het voorstel van klager om een vijfgesprek te laten plaatsvinden in die zin dat klager bericht is dat een vijfgesprek voor de ex-vrouw geen optie is. Wat het viergesprek betreft geldt dat klager zelf twijfelde over de haalbaarheid daarvan en dat de cliënte van verweerster geen vertrouwen heeft in de advocaat van klager. De ex-vrouw wil het liefst de situatie zonder advocaten, eventueel met behulp van ouderbemiddeling, bespreken.

 

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Dat sprake is geweest van onwaarheden of leugens aan de zijde van verweerster heeft de voorzitter op basis van het voorliggende klachtdossier niet kunnen vaststellen. Klager heeft zijn stellingen op dat punt onvoldoende concreet en met stukken onderbouwd. Het enkele feit dat klager zich niet met de stellingen van zijn ex-vrouw, verwoord door verweerster, heeft kunnen verenigen, maakt uiteraard nog niet dat sprake is geweest van feitelijke onwaarheden, laat staan van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen door verweerster. In dat kader is van belang dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat zij geen reden had om te twijfelen aan de juistheid van de informatie die zij van haar cliënte heeft ontvangen. In dat licht bezien mocht verweerster de stellingen innemen zoals zij heeft gedaan. Bovendien heeft klager, eveneens bijgestaan door een advocaat, in de procedure verweer kunnen voeren op de door verweerster ingenomen stellingen. Het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen welke stellingen relevant en voldoende aannemelijk zijn geworden.

4.3    Het verwijt van klager dat verweerster niet is ingegaan op zijn voorstel tot een vijf- of viergesprek, leidt evenmin tot een gegronde klacht. Verweerster heeft toegelicht dat zij wel op het voorstel van klager is ingegaan, al luidde het antwoord negatief.

4.4    Op grond van het voorgaande heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen dat verweerster de grenzen van de haar toekomende ruime vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager heeft overschreden en aldus evenmin dat zij de belangen van klager op ongeoorloofde wijze heeft geschaad, zoals klager heeft gesteld. De voorzitter oordeelt de klacht kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 26 juni 2019.

 

griffier                 voorzitter

 

Verzonden d.d. 26 juni 2019