Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-04-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:100

Zaaknummer

18-961

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 1 april 2019

in de zaak 18-961

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 3 december 2018 met kenmerk K 17/52, door de raad ontvangen op 3 december 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan

1.1    De klacht betreft het optreden van verweerster in een aansprakelijkheidszaak die in de periode van medio 1992 tot eind 2009 heeft gespeeld.

1.2    Klager runde ten tijde hier van belang een varkensmest- en varkensfokbedrijf. Voor het voeren van de varkens maakte klager gebruik van kaaswei die werd geleverd door E. Vanaf februari 1987 werden de varkens van klager plotseling ziek en is een groot aantal gestorven als gevolg van, naar later is vastgesteld, de inname van te zoute kaaswei.

1.3    Klager heeft C. Advocaten, het voormalige kantoor van verweerster, verzocht om zijn belangen te behartigen en de wederpartij aansprakelijk te stellen voor de ontstane schade. Medio 1992 is de wederpartij door mr. C., namens (de eenmanszaak van) klager, gedagvaard. Mr. C. heeft aanvankelijk zelf de procedure gevoerd. Op enig moment is verweerster bij de zaak betrokken geraakt en heeft zij de lopende procedure voortgezet. Verweerster was toen werkzaam als advocaat-stagiaire. Mr. C. was haar patroon.

1.4    In de namens klager gevoerde procedures is in rechte vastgesteld dat de wederpartij jegens (de eenmanszaak van) klager aansprakelijk is voor de door (de eenmanszaak van) klager geleden schade. Klager heeft onbetwist gesteld dat een deel van de schade in het vermogen van O. B.V. viel, een door klager bestuurde vennootschap, namens wie klager de onderhavige klacht mede heeft ingediend. Voorts heeft hij onbetwist gesteld dat, omdat niet (tijdig) in rechte is vastgesteld dat de wederpartij tevens jegens O. B.V. aansprakelijk is, het niet meer mogelijk is om de schade die in het vermogen van O. B.V. is gevallen op de wederpartij te verhalen. Uit het dossier blijkt dat de procedures eind 2009 zijn afgerond.

1.5    Kort daarna heeft klager (het kantoor van ) mr. C. aansprakelijk gesteld voor het feit dat de wederpartij niet tevens namens O. B.V. aansprakelijk is gesteld.

1.6    Per 1 november 2010 is verweerster naar haar huidige kantoor overgestapt. Klager heeft tevens een klacht ingediend tegen mr. C.

1.7    Bij brief van 27 mei 2017 heeft klager, mede namens O. B.V. bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster niet heeft onderkend dat de wederpartij, mede namens O. B.V., aansprakelijk had moeten worden gesteld.

Toelichting

Verweerster had op basis van de dossierstukken kunnen weten dat er ook een besloten vennootschap bij de zaak betrokken was. Door het nalaten van verweerster kan de door O. B.V. geleden schade niet op de wederpartij worden verhaald. Klager heeft de klacht niet eerder ingediend, omdat hij niet op de hoogte was van de regelgeving en omdat hij had verwacht dat (de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van) mr. C. de schade zou compenseren.

 

3    VERWEER

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.

4.2    De voorzitter stelt vast dat uit de stukken blijkt dat mr. C., de voormalige kantoorgenoot van verweerster, reeds in januari/februari 2010 aansprakelijk is gesteld voor de handelwijze van mr. C. Verweerster werkte in die periode nog bij het kantoor van mr. C. De voorzitter concludeert dan ook dat klager dus vanaf januari/februari 2010 op de hoogte was van het feit dat mr. C. en/of verweerster in de procedures geen schadevergoeding hebben gevorderd namens O. B.V. De klacht is eerst op 27 mei 2017 bij de deken ingediend. Dat is ruim zeven jaar nadat klager bekend was geraakt met het verzuim. Gelet op de onder 4.1. genoemde termijn van drie jaar is dat veel te laat en is er sprake van termijnoverschrijding. De uitzondering van lid 2 doet zich niet voor nu onbetwist vaststaat dat klager reeds in januari/februari 2010 bekend was met de vermeende fout. Het feit dat klager niet bekend was met de regelgeving en meende dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van verweerster de schade zou vergoeden, betekent niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Klager is dan ook niet ontvankelijk in zijn klacht.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 1 april 2019.

 

griffier                   voorzitter

 

Verzonden d.d. 1 april 2019.