Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:51

Zaaknummer

18-586/DB/OB

Inhoudsindicatie

Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46g Advocatenwet. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  8 april 2019

in de zaak 18-586/DB/OB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 oktober 2018 op de klacht van:

 

klagers

 

tegen:

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 5 december 2017 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief van 1 augustus 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 23 oktober 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 23 oktober 2018 verzonden aan klagers.

1.4      Bij brief d.d. 19 november 2018, door de raad ontvangen op 23 november 2018 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is, tezamen met het verzet in de klachtzaken 18-588/DB/OB, 18-613/DB/OB en 18-876/DB/OB behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2019. Namens klagers is klager sub 2 verschenen. Verweerder is eveneens verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klagers.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

            ter zitting van 5 december 2011 onjuiste feiten, onvolledige suggesties en achterdochtige aannames heeft geponeerd, waarmee onnodig enorme verwarring is gezaaid en waardoor klagers in diskrediet zijn gebracht.

 

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Ten onrechte is de klacht niet ontvankelijk verklaard, nu klagers wel degelijk aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klagers hebben wel op 5 december 2011 kennis genomen van de pleitnota van verweerder waarin zij zich niet konden vinden, maar pas nadat de correctionele rechtbank Tongeren op 8 december 2016 en vervolgens het Hof van Beroep op 17 november 2017 in de stafzaak hadden beslist, konden klagers hun klacht met feitelijke bewijzen onderbouwen.

 

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      In het verzetschrift hebben klagers uitdrukkelijk erkend dat zij reeds op 5 december 2011 hebben kennis genomen van het verzetschrift. Voorts heeft verweerder ter zitting van de raad onweersproken gesteld dat klagers in 2012, toen het verslag van de sekwester als productie bij conclusie van antwoord in het geding werd gebracht, van dat verslag en de pleitnota hebben kennis genomen. De raad is van oordeel dat klagers reeds toen een klacht hadden kunnen indienen tegen verweerders optreden van 5 december 2011. De raad is met de voorzitter van oordeel dat onvoldoende door klagers is onderbouwd dat indiening van de klacht afhankelijk was van het vonnis van de rechtbank Tongeren en het arrest van het Hof van Beroep. Voor de onderbouwing van een tuchtklacht was een onherroepelijke gerechtelijke beslissing niet nodig. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake.

4.3      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2019 .

 

 

 

Griffier                                                                       Voorzitter