Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:44

Zaaknummer

18-866/A/A

Zaaknummer

18-867/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht en dekenbezwaar. Klacht van advocaat over advocaat die niet overgaat tot verrekening van overgenomen toevoeging en op geen enkel bericht reageert gegrond.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar over het ondanks herhaalde verzoeken niet reageren op de klacht en het bemiddelingsverzoek eveneens gegrond. Eén maatregel voor beide zaken: een berisping.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 25 februari 2019

in de zaken 18-866/A/A en 18-867/A/A/D

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

en het bezwaar van:

de heer mr. E.J. Henrichs

in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

deken

over:

   

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 2 mei 2018 heeft klaagster bij de deken een verzoek tot bemiddeling ingediend. Bij e-mail van 18 juli 2018 heeft klaagster de deken desgevraagd meegedeeld haar verzoek om bemiddeling om te willen zetten in een klacht over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 november 2018 met kenmerk 2018-618898 en 2018-717854, door de raad ontvangen op 5 november 2018, heeft de deken de klacht en zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. De klacht en het bezwaar zijn gevoegd behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2019 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Klaagster is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken met de bijlagen 1 tot en met 12. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klaagster aan de raad van 11 december 2018.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft een strafzaak op toevoegingsbasis van klaagster overgenomen. In dit verband heeft klaagster verweerder op 5 mei 2017 een factuur gezonden ter verrekening van de toevoeging. Hierop heeft verweerder niet gereageerd. Ook op nadere berichten van klaagster (en van de door haar ingeschakelde incassoadvocaat) heeft verweerder niet gereageerd.

2.2    Op 2 mei 2018 heeft klaagster de deken verzocht om bemiddeling.

2.3    Bij brief van 8 mei 2018 heeft de deken verweerder verzocht omgaand tot verrekening over te gaan en dit aan de deken te bevestigen. Voorts heeft de deken verweerder meegedeeld dat indien hij van mening was hiertoe niet gehouden te zijn, hij dit binnen drie weken gemotiveerd aan de deken dient mee te delen.

2.4    Op 5 juni 2018 heeft de deken verweerder een rappel gestuurd.

2.5    Op 27 juni 2018 heeft de secretaresse van de deken telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft in dat telefoongesprek bevestigd dat hij de eerdere brieven van de deken had ontvangen. De deken heeft verweerder vervolgens, onder verwijzing naar regel 29 van de Gedragsregels 2018 (hierna: de gedragsregels), nog een termijn van een week gegeven om te reageren.

2.6    Op 10 juli 2018 heeft de deken verweerder een allerlaatste termijn van drie dagen gegeven om te reageren en verweerder daarbij meegedeeld dat hij zich beraadt over het indienen van een dekenbezwaar. Verweerder heeft niet gereageerd.

2.7    Bij brief van 18 juli 2018 heeft de deken klaagster verzocht aan te geven of zij haar verzoek om bemiddeling wenst om te zetten in een klacht. Bij e-mail van diezelfde dag heeft klaagster de deken meegedeeld dat inderdaad te willen.

2.8    Verweerder heeft de factuur van 5 mei 2017 op 1 november 2018 voldaan. De tevens door klaagsters gevorderde rente en kosten heeft hij niet betaald.

3    KLACHT EN BEZWAAR

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet tot verrekening van de overgenomen toevoeging is overgegaan en op geen enkel bericht van klaagster heeft gereageerd.

3.2    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ondanks herhaalde verzoeken van de deken niet heeft gereageerd op zowel de bemiddelingspoging als de klacht. Daardoor heeft hij het onderzoek door de deken naar de klacht onmogelijk gemaakt en zijn verplichtingen op grond van gedragsregel 29 miskend.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij klaagsters declaratie eerder had moeten betalen. Ook heeft hij erkend ten onrechte niet gereageerd te hebben richting zowel klaagster als de deken. . Ter zitting heeft hij aangekondigd nog dezelfde dag de rente en kosten, als door klaagster gevorderd, te zullen overmaken aan klaagster.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van de klacht

5.1    De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding zou kunnen verstoren.

5.2    Niet in geschil is dat verweerder op geen enkel bericht van klaagster heeft gereageerd. Daarmee heeft verweerder zich niet welwillend ten opzichte van klaagster gedragen. Verweerder heeft weliswaar uiteindelijk, op 1 november 2018, de factuur van 5 mei 2017 voldaan, maar dat is bijna anderhalf jaar later. Bovendien had van verweerder verwacht mogen worden dat hij met de betaling van de factuur een bericht aan klaagster had gestuurd waarin hij zijn excuses maakt. Dat heeft verweerder echter niet gedaan. Verweerder heeft het bedrag overgemaakt naar de bankrekening van klaagster zonder enig bericht aan klaagster. Daarnaast heeft verweerder nagelaten de door klaagster gevorderde rente en kosten te voldoen. De klacht is dan ook gegrond.

Ten aanzien van het bezwaar

5.3    De raad stelt voorop dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken, dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken (zoals ook is neergelegd in gedragsregel 29).

5.4    Niet in geschil is dat verweerder (ook) niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van de deken om te reageren op het door klaagster ingediende bemiddelingsverzoek (dat later is omgezet in een klacht). Het bezwaar is eveneens gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft in strijd gehandeld met de kernwaardes integriteit en deskundigheid door op geen enkel bericht van klaagster noch van de deken te reageren. Verweerder heeft hierdoor niet alleen klaagster benadeeld, maar ook een adequate en efficiënte klachtbehandeling onmogelijk gemaakt en het tuchtrechtelijk toezicht gefrustreerd. De raad rekent verweerder een en ander zwaar aan. Ondanks het geringe tuchtrechtelijke verleden van verweerder is de raad dan ook van oordeel dat niet met minder kan worden volstaan dan een berisping voor zowel de gegrond verklaarde klacht als het gegrond verklaarde dekenbezwaar. In beide zaken zal de raad dan ook één maatregel opleggen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 aan haar vergoeden.

    Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat hij de door klaagster gevorderde rente en kosten, inclusief het door haar betaalde griffierecht (totaal een bedrag van € 215), direct na de zitting zou overmaken op de bankrekening van klaagster.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)  € 500 kosten van de Staat. 

    Nu de raad één maatregel oplegt voor de klacht en het dekenbezwaar tezamen ziet de raad aanleiding verweerder ook maar één keer in de proceskosten te veroordelen.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht en het bezwaar gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van berispring op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. S. van Andel, H.C.M.J. Karskens, C.C. Oberman en L.H. Rammeloo, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2019.

Griffier    Voorzitter

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 25 februari 2019

verzonden.