Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:21

Zaaknummer

18-446

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Dat verweerder klager negatief heeft geadviseerd wegens het ontbreken van bewijsstukken die het causaal verband tussen gebreken aan woning en ziekte klager zouden kunnen aantonen, is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 21 januari 2019

in de zaak 18-446

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 augustus 2018 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 december 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 juni 2018 met kenmerk 17-0345/AS/sd, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 27 augustus 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde datum is verzonden aan klager.

1.4    Bij ongedateerde brief met bijlagen, door de raad ontvangen op 4 september 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2018 in aanwezigheid van verweerder. Klager is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager, ontvangen door de raad op 4 september 2018.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    verweerder heeft niet alle relevante stukken, in het bijzonder niet de informatie van de longarts, meegenomen in zijn advisering over de kwestie van klager, waardoor klager in zijn belangen is geschaad;

b)    ten onrechte heeft verweerder een toevoeging voor klager aangevraagd van de vorige advocaat, want daardoor krijgt klager geen nieuwe toevoeging meer voor dezelfde zaak;

c)    ten onrechte heeft verweerder op basis van de stukken geconstateerd dat van causaal verband tussen de gebreken aan zijn woning en zijn ziekte geen sprake zou zijn.

3.2    Verweerder heeft dit ter zitting betwist. Hij heeft in dit kader gesteld dat hij de inhoud van alle stukken, ook de stukken waarvan klager in verzet melding maakt, heeft meegenomen in zijn advisering. De toevoeging van de eerdere advocaat is, zoals te doen gebruikelijk, op naam van verweerder gezet nadat deze laatste de zaak van klager had overgenomen. Verweerder stelt dat hij de medische klachten van klager nimmer heeft betwist. Hij heeft hem wel herhaaldelijk voorgehouden dat causaal verband  moest bestaan tussen de gebreken aan de woning en zijn klachten. Volgens verweerder wilde klager dat niet horen, maar is dat verweerder niet tuchtrechtelijk aan te rekenen.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad voldoende toegelicht dat hij op zorgvuldige wijze de dossierstukken van klager heeft bestudeerd en daarover klager heeft geadviseerd. Dat klager niet tevreden was met de negatieve advisering door verweerder, is echter niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, R.P.F. van der Mark, C.W.J. Okkerse, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2019.

 

griffier                                                                      voorzitter

 

Verzonden d.d. 21 januari 2019