Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:6

Zaaknummer

18-091

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingskwestie ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster de communicatie tussen klaagster en haar ex-man heeft verboden of op andere wijze de belangen van klaagster onevenredig heeft geschaad.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 28 januari 2019

in de zaak 18-091

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 juni 2017 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 februari 2018 met kenmerk 17-0175/AS/sd, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief van verweerster van 31 augustus 2018 met aanvullende stukken, door de raad ontvangen op 3 september 2018.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is gehuwd geweest met de heer H. Samen hebben zij twee minderjarige kinderen.

2.3    Klaagster is bestuurder geweest van een besloten vennootschap. De heer H. is in dienst geweest van deze vennootschap als medewerker facilitaire dienst.

2.4    Klaagster en de heer H. hebben medio 2015 besloten uit elkaar te gaan. Verweerster heeft de heer H. (hierna: de wederpartij) bijgestaan in de daaropvolgende echtscheidingsprocedure.

2.5    Op enig moment is het tijdelijke contract van de wederpartij bij de vennootschap van klaagster niet verlengd waarna hij afhankelijk is geworden van een uitkering.

2.6    Op 26 april 2016 heeft een viergesprek plaatsgevonden tussen partijen en hun advocaten. Tijdens dat gesprek is onder meer gesproken over de aanwezigheid van de nieuwe partner van klaagster, de heer B. De wederpartij heeft tijdens dit overleg aangegeven dat B. buiten beeld moet blijven en dat pas als er structuur is in het contact tussen klaagster en de kinderen aan die opbouw gedacht kan worden. Partijen hebben uiteindelijk afgesproken dat er de eerste twee weken geen contact zou zijn met B. en daarna telefonisch contact tussen hem en de kinderen.

2.7    In een e-mailbericht van 3 mei 2016 heeft klaagster aan de wederpartij en een medewerker van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) onder meer bericht:

“De behoefte van de kinderen in deze zijn duidelijk! Zij vragen continue naar [B.] en zijn teleurgesteld en verdrietig dat hij er afgelopen weekend niet was. Ze vinden zijn afwezigheid verwarrend.

Goed te vernemen dat vanuit SAVE de kinderen leidend zijn. Het standpunt is duidelijk en is anders dan tot nu toe door [de wederpartij] en zijn advocaten zijn geïnterpreteerd.

[Naam wederpartij] lijkt mij goed dat we de behoefte van de kinderen volgen en dus dat de afwezigheid van [B.] geen “vereiste” of voorwaarde mag zijn. Dit betekent dat niet[s] het hervatten van het co-ouderschap belemmert. Per wanneer zullen we dit hervatten? Per morgen?”

2.8    Op 4 mei 2016 heeft verweerster per e-mail aan de advocaat van klaagster onder meer geschreven:

“Zoals uit onderstaand bericht van uw cliënte blijkt wil ze (wederom) haar wil opleggen en, om uw woorden te gebruiken, haar partner alsnog door de strot duwen. Dat de kinderen hem zouden missen is cliënt niet bekend, de kinderen hebben het niet over hem in de vorm van missen. Wel rijst de vraag uw of cliënte in staat is alleen voor de kinderen te zorgen of dat ze haar partner hiervoor nodig heeft zoals dit ook eerder het geval was. De afspraken tussen partijen zijn duidelijk en in overleg gemaakt. Het kan niet zo zijn dat uw cliënte alsnog via een omweg haar zin wil doordrijven.”

2.9    In juni 2017 is de vennootschap van klaagster failliet verklaard.

2.10    Bij e-mail van 14 juni 2017 heeft verweerster aan de advocaat van klaagster onder meer geschreven:

“Cliënt wordt (wederom) overspoeld met e-mailberichten van uw cliënte met onder andere verwijten en de eis dat één van de kinderen op het adres van uw cliënte ingeschreven dient te worden zodat ze meer toeslagen ontvangt nu ze een uitkering volgens de PW heeft aangevraagd.  Cliënt heeft bij herhaling aangegeven dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben en dat er geen wijziging van inschrijving zal plaatsvinden. Dit wringt temeer omdat cliënt alle kosten van de kinderen voldoet, de kinderen bij hem op de verzekeringspolis staan, etc.

Het lijkt niet tot uw cliënte door te dringen dat de keuzes die ze afgelopen jaar heeft gemaakt, de financiële situatie van uw cliënte zeer negatief hebben beïnvloed. Destijds heeft cliënt zich niet mogen bemoeien met de financiën, maar uw cliënte komt bij herhaling de afspraken niet na (hypotheekbetalingen), heeft niet willen luisteren naar mogelijke oplossingen, laat staan meewerken en thans, nu de situatie kennelijk financieel vervelend wordt voor haar tracht ze via het gemoed van cliënt en via de kinderen het voor haar voordelig uit te laten pakken. Deze keuzes zijn zonder overleg / instemming met cliënt gemaakt en hiervoor dient uw cliënte dan ook de gevolgen te ondervinden. Uw cliënte heeft er destijds zelf voor gekozen het contract van cliënt niet te verlengen waardoor hij in een uitkeringssituatie is beland. Het is waarschijnlijk niet te vermijden dat uw cliënte door het mismanagement van [naam] BV, de verloren procedures die veel geld hebben gekost, ook cliënt meetrekt in de financiële afgrond. Daarbij wenst cliënt niet mee te werken aan het puur voor geldelijk gewin, misleiden / misbruiken van het overheidssysteem. Overigens is de curator thans nog bezig de mogelijkheden van een doorstart te onderzoeken waarna een onderzoek naar de reden van het faillissement aan de orde zal komen. Dit zal mogelijk voor uw cliënte ook nog een staartje hebben.

(…)

Namens cliënt verzoek ik u nogmaals er bij uw cliënte op aan te dringen dergelijke zaken via mij te laten lopen, cliënt zal niet reageren op haar e-mailberichten.”

2.11    Bij brief van 19 juni 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    zich onnodig grievend heeft uitgelaten en onwaarheden heeft verkondigd die klaagster hebben geschaad;

Toelichting:

Klaagster verwijst naar de e-mail van verweerster van 14 juni 2017. Klaagster is het niet eens met de inhoud daarvan. Klaagster heeft de wederpartij niet overspoeld met e-mails; het betrof slechts één e-mail. Onjuist is ook dat klaagster niet heeft willen kijken naar financiële oplossingen en financiële schade heeft veroorzaakt. Datzelfde geldt voor de stelling van verweerster dat klaagster via het gemoed van de wederpartij en via de kinderen het voordelig voor zichzelf wil laten uitpakken. Niet klaagster maar een wooncoördinator van het bedrijf heeft het contract van de wederpartij niet verlengd. Klaagster heeft daarmee geen bemoeienis gehad. De beschuldiging van mismanagement is uit de lucht gegrepen, net als het misleiden / misbruiken van het overheidssysteem door klaagster. De opmerking van verweerster dat het onderzoek naar het faillissement nog wel een staartje zou kunnen krijgen heeft klaagster als intimiderend, dreigend en onnodig grievend ervaren. Onjuist is ook dat klaagster haar wil oplegt aan de wederpartij en dat klaagster niet in staat zou zijn voor de kinderen te zorgen, zoals verweerster heeft gesteld in haar e-mail van 4 mei 2016). Verweerster heeft richting Jeugdzorg diverse onwaarheden verkondigd over onder meer de houding van de advocaat van klaagster, de effecten van de verhuizing van klaagster en de medewerking door klaagster. Hierdoor is een onjuist beeld ontstaan van klaagster bij Jeugdzorg. Een medewerkster van Jeugdzorg is bereid te getuigen. Verder heeft verweerster onjuiste informatie verspreid over de financiële positie van de failliete vennootschap en heeft zij in het verzoekschrift tot voorlopige voorzieningen onjuiste aantijgingen verwerkt.

b)    communicatie tussen klaagster en de wederpartij heeft verboden;

Toelichting

Klaagster mag van verweerster niet rechtstreeks communiceren met de wederpartij. Zo worden oplossingen die klaagster heeft aangedragen achterhaald en gefrustreerd door verweerster terwijl deze oplossingen in onderling overleg tot overeenstemming moeten kunnen leiden.

c)    klaagster ertoe heeft bewogen tegen haar zin het ouderschapsplan te ondertekenen, welke ondertekening nu tegen klaagster wordt gebruikt;

Toelichting

Klaagster voelde zich gedwongen het ouderschapsplan te ondertekenen zodat er rust zou komen. Verweerster is er in geslaagd een (door klaagster in haar toelichting geschetste) uit de hand gelopen situatie te gebruiken waardoor klaagster zich onder druk gezet voelde om akkoord te gaan.

d)    niet heeft gehandeld in het belang van de kinderen van klaagster;

Toelichting

Iemand van Jeugdzorg heeft verweerster laten weten dat het optreden van verweerster niet in het belang van de kinderen was. Dat is ook te lezen in een zorgmelding van juli 2017, die zich bij de aanvulling op de klacht bevindt. Volgens de medewerkster van Jeugdzorg hebben de advocaten van partijen invloed op de verbetering van de communicatie tussen partijen. Dit geldt volgens klaagster voor verweerster. klaagster heeft namelijk steeds oplossingen aangedragen maar die lijden schipbreuk op de bemoeienis, achterdocht en beschuldigingen van verweerster. Het is onvermijdelijk dat dit de kinderen raakt.

e)    een getuige heeft beïnvloed die klaagster in deze klachtprocedure heeft geïntroduceerd;

Toelichting

Verweerster heeft contact opgenomen met de medewerkster van Jeugdzorg die aan klaagster had laten weten te willen getuigen. Verweerster heeft selectief geciteerd uit de klachtbrief en de beoogde getuige is daarvan geschrokken. Hiermee heeft verweerster de getuige beïnvloed en klaagster de getuige ontnomen.

f)    de verkoop van de echtelijke woning heeft verhinderd;

Toelichting

Verweerster heeft de verkoop gefrustreerd door de wederpartij te adviseren niet mee te werken aan de verkoop, terwijl de wederpartij zich daartoe eerder wel bereid had verklaard (zie mail 25 juli 2015). Klaagster wordt hierdoor benadeeld voor een geschat bedrag van € 200.000,-.

g)    klaagster op hoge kosten heeft gejaagd;

Toelichting

De wederpartij procedeert op basis van gefinancierde rechtsbijstand maar klaagster moet haar advocaten zelf betalen. Ieder advies van verweerster lijkt gericht op een conflict in plaats van op overeenstemming.

h)    de curator in het faillissement van klaagster negatief heeft beïnvloed.

Toelichting

Verweerster heeft gesproken met de curator in het faillissement van de onderneming van klaagster. Dit heeft plaatsgevonden op initiatief van verweerster. Dit is ongewenste bemoeienis en klaagster vreest dat verweerster zich ook richting de curator negatief heeft uitgelaten over klaagster.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft verweer gevoerd en betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster heeft geen onwaarheden verkondigd over klaagster. Verweerster heeft de belangen van de wederpartij behartigd en de stellingen en ervaringen van haar cliënt verwoord. Dat klaagster het met de inhoud van stukken oneens is, wil niet zeggen dat deze onwaarheden bevatten. Klaagster heeft zich bovendien laten bijstaan door een advocaat en heeft daarop kunnen reageren. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    De wederpartij heeft verweerster meteen vanaf het begin duidelijk gemaakt dat hij de communicatie zoveel mogelijk via verweerster wilde laten lopen. De wederpartij was niet opgewassen tegen de verbale en schriftelijke uitingen van klaagster. Door deze uitingen voelde hij zich geïntimideerd en soms onder druk gezet. Ter bescherming van zichzelf heeft de wederpartij er vervolgens voor gekozen alle communicatie via verweerster te laten lopen voor alle zaken die betrekking hadden op de echtscheiding en de nevenvoorzieningen. Toch heeft klaagster de wederpartij veelvuldig rechtstreeks benaderd.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerster betwist druk te hebben uitgeoefend op klaagster om stukken te ondertekenen. Klaagster werd ten tijde van het ondertekenen bijgestaan door een advocaat dus het is niet goed denkbaar dat klaagster niet wist waarmee zij akkoord ging. Klaagster kreeg juridische bijstand en de afspraken zijn met instemming van beide partijen ondertekend.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    De medewerkster van Jeugdzorg distantieert zich van de problemen tussen partijen en richt zich alleen op het welzijn van de kinderen. Waarom gesprekken daar zijn vastgelopen, is verweerster niet bekend.

Ad klachtonderdeel e)

4.6    Klaagster heeft in haar klachtbrief gemeld dat zij een klacht tegen verweerster heeft ingediend

“…mede op advies van jeugdzorg omdat ook zij constateren dat [naam verweerster] niet handelt in het belang van de kinderen en een zware invloed heeft op onze persoonlijke leefomgeving en welzijn. De jeugdzorg consulente is bereid te getuigen; [naam medewerkster] (…)”.

Verweerster heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met deze medewerkster omdat zij tijdens het eerdere hulpverleningstraject  nadrukkelijk had aangegeven niet tussen partijen in te willen gaan zitten en zich al helemaal niet te willen en zullen bemoeien met de afwikkeling van andere zaken dan de kinderen. Het door klaagster gestelde advies kwam verweerster dan ook vreemd voor. Gebleken is dat Jeugdzorg geen advies heeft gegeven om een klacht in te dienen en de medewerkster zou hierover contact opnemen met klaagster. Kennelijk heeft klaagster vervolgens de deken hierover bericht, want daarna heeft verweerster van de deken het verzoek gekregen geen contact meer op te nemen met deze medewerkster, welk verzoek verweerster heeft gerespecteerd.  

Ad klachtonderdeel f)

4.7    Het is aan klaagster zelf te wijten dat de verkoop van de woning niet in gang kon worden gezet omdat zij geen duidelijkheid heeft gegeven over wanneer zij de woning zou kunnen verlaten. De wederpartij heeft zich tegen de verkoop van de woning nimmer verzet. Verweerster heeft hiermee niets van doen gehad.

Ad klachtonderdeel g)

4.8    Omdat ook klaagster werd bijgestaan door een advocaat diende de communicatie plaats te vinden tussen de advocaten. Dit is meerdere keren aan klaagster kenbaar gemaakt. Als klaagster de advocaatkosten te hoog vond, had ze haar advocaat moeten berichten de zaak zelf af te handelen waardoor er communicatie tussen klaagster en verweerster mogelijk was. Dit is echter niet gebeurd. Verweerster kan hiervan geen verwijt worden gemaakt.

Ad klachtonderdeel h)

4.9    De curator in het faillissement van de vennootschap van klaagster heeft op enig moment contact opgenomen met de wederpartij. De wederpartij heeft de curator verwezen naar verweerster. Verweerster heeft met de curator gesproken over de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Onderdeel daarvan was de privégeldstroom binnen de vennootschap die mogelijk ook het vermogen van de wederpartij raakte. Over de persoon van klaagster heeft verweerster niet met de curator gesproken. Een curator doet altijd onderzoek naar de oorzaak van een faillissement. Hierdoor zal de procedure langer duren dan klaagster aannam en heeft aangegeven. Dat heeft verweerster ook bedoeld met het staartje.

 

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    De raad oordeelt dat het handelen van verweerster binnen de aan haar toekomende vrijheid van de advocaat van de wederpartij is gebleven. Geen van de uitzonderingen doet zich hier voor. Ook wat betreft de getuige niet gebleken van poging tot beïnvloeding en bovendien na advies deken daarmee gestaakt.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Klaagster heeft uitvoerig toegelicht dat en waarom verweerster zich onnodig grievend jegens haar zou hebben uitgelaten en welke onjuistheden verweerster zou hebben verkondigd. De raad constateert dat klaagster het op diverse fronten niet eens is met de stellingen die verweerster namens haar cliënt heeft aangevoerd. Op basis van het klachtdossier en hetgeen ter zitting is aangevoerd heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerster met haar stellingen in haar correspondentie en/of processtukken te ver is gegaan, in die zin dat sprake is geweest van onnodig grievende uitlatingen of feitelijke onwaarheden. Dat kan niet of onvoldoende worden afgeleid uit de stellingen en stukken van klaagster. Aan het voeren van een procedure is inherent dat partijen het niet met elkaar eens zijn en dat de stellingen van de wederpartij worden betwist, zeker ook in een emotionele en complexe echtscheidingsprocedure als hier aan de orde is geweest. De door verweerster gebruikte bewoordingen zijn in dat kader toegestaan en moeten worden bezien in het licht van en binnen de context van het gevoerde debat, dat door beide partijen soms in felle bewoordingen is gevoerd. Daarbij is nog van belang dat (ook) klaagster zich heeft laten bijstaan door een advocaat en dat klaagster als zodanig ook gemotiveerd verweer heeft kunnen voeren tegen de volgens haar door verweerster geponeerde onjuiste stellingen. Daarnaast geldt dat een advocaat in beginsel mag afgaan op de informatie die hij van zijn cliënt en niet de juistheid daarvan hoeft te verifiëren. Dat is alleen anders in bijzondere omstandigheden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de raad niets gebleken. Verweerster is met haar handelen aldus binnen de grenzen gebleven van de aan haar toekomende ruime vrijheid. De raad oordeelt klachtonderdeel a dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Klaagster verwijt verweerster dat zij de communicatie tussen klaagster en de wederpartij heeft ‘verboden’. De raad stelt vast dat van enig formeel verbod door verweerster aan het adres van klaagster geen sprake is geweest. Vast staat wel dat verweerster het directe contact tussen klaagster en haar cliënt op enig moment heeft afgehouden. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom zij aldus heeft gehandeld, nu het kennelijk de wens van haar cliënt is geweest om de contacten met klaagster op enig moment enkel nog via haar, verweerster, te laten lopen. Klaagster kan het daarmee niet eens zijn (geweest) maar deze afspraak tussen verweerster en haar cliënt gaat klaagster in zoverre niet aan dat zij daarover als derde niet kan klagen. Dat zou alleen anders kunnen zijn als klaagster hierdoor in haar belangen onnodig of onevenredig zou worden geschaad. Daarvan is de raad niet gebleken. Zoals gezegd betrof het een emotionele echtscheidingsprocedure waarbij de cliënt van verweerster er kennelijk belang bij had om de communicatie enkel via verweerster te laten lopen. Verweerster mocht dit belang van haar cliënt in de gegeven omstandigheden laten prevaleren boven de belangen van klaagster als wederpartij. Klachtonderdeel b is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Dat verweerster klaagster heeft gedwongen om het ouderschapsplan te laten ondertekenen, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Bovendien is dit niet goed voorstelbaar nu klaagster werd bijgestaan door een advocaat, hetgeen veronderstelt dat klaagster bij het opstellen en ondertekenen van het ouderschapsplan juridische bijstand heeft gehad een is geadviseerd over de inhoud en de gevolgen van de ondertekening daarvan. Dat zich daarbij onregelmatigheden hebben voorgedaan, in die zin dat verweerster en verwijt kan worden gemaakt, is onvoldoende gesteld en gebleken. Klachtonderdeel c is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.6    De raad is niet gebleken dat verweerster moedwillig tegen het belang van de kinderen heeft gehandeld. Dat volgt ook niet uit de stukken die klaagster bij de aanvulling op de klacht heeft ingebracht. In het bericht van Jeugdzorg van 27 februari 2017, waarop klaagster kennelijk doelt, wordt weliswaar de rol van beide advocaten op de verstandhouding tussen klaagster en de wederpartij genoemd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat verweerster een verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het belang van de kinderen. Nu het verwijt van klaagster op dit punt onvoldoende is gesteld en gebleken, wordt klachtonderdeel d eveneens ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel e)

5.7    Klaagster verwijt verweerster een medewerkster van Jeugdzorg, die bereid zou zijn om voor klaagster te getuigen in deze tuchtprocedure, te hebben beïnvloed. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom zij contact heeft opgenomen met deze medewerkster. De Gedragsregels 1992 verboden in regel 16 nog ieder contact van een advocaat met een getuige die door de wederpartij was aangezegd. Van die laatstbedoelde situatie was hier geen sprake. Inmiddels bepaalt gedragsregel 22 dat een  advocaat zich zorgvuldig opstelt in zijn contacten met getuigen en geen handelingen zal verrichten die zouden kunnen leiden tot ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen. Hoewel verweerster wellicht in dit geval het bewuste contact met de medewerkster van Jeugdzorg achterwege had kunnen laten, om enige schijn te vermijden, kan niet worden vastgesteld dat zij de ‘getuige’, wat van die getuige verder ook zij, op enige voor klaagster nadelige wijze heeft beïnvloed en in zoverre tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.8    Daarbij komt dat verweerster verdere contacten met deze medewerkster heeft gestaakt op verzoek van de deken. Los van het handelen van verweerster stond het klaagster uiteraard vrij om een schriftelijke verklaring van deze ‘getuige’ in te brengen, hetgeen achterwege is gebleven. De stelling van klaagster dat de medewerkster van Jeugdzorg kon getuigen op de wijze zoals door klaagster is gesteld, is de raad thans uit niets gebleken. De raad oordeelt klachtonderdeel e ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.9    Klaagster verwijt verweerster dat zij de verkoop van de echtelijke woning heeft verhinderd. Dit verwijt is onvoldoende en niet met concrete feiten onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel g)

5.10    De raad overweegt dat verweerster geen verwijt kan worden gemaakt over de hoogte van de (advocaat)kosten aan de zijde van klaagster. Iedere partij draagt in beginsel de eigen kosten. Of de wederpartij daarbij aanspraak kan maken op gefinancierde rechtsbijstand is daarbij niet relevant. Een grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijt ontbreekt waardoor klachtonderdeel g ongegrond wordt geoordeeld.

Ad klachtonderdeel h)

5.11    Verweerster heeft gemotiveerd betwist op eigen initiatief contact te hebben opgenomen met de curator in het faillissement en zich negatief te hebben uitgelaten over klaagster. Hiervan is de raad uit het klachtdossier ook niets gebleken. Als enerzijds gesteld en anderzijds gemotiveerd betwist, heeft de raad de juistheid van het verwijt van klaagster niet kunnen vaststellen. Ook klachtonderdeel h is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, R.J.A. Dil, W.H. Kesler, A.T.M. Weersink, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2019.

 

Griffier                                                                   Voorzitter

 

Verzonden d.d. 28 januari 2019