Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:205

Zaaknummer

17-079

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Niet gebleken is dat verweerster de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Dat verweerster het verzoekschrift van de wederpartij niet direct aan klager heeft doorgestuurd, is in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu verweerster in de veronderstelling was en mocht zijn dat klager zich aan het verzoekschrift zou refereren, zoals besproken was. Geen grievende uitlatingen. Evenmin tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerster heeft geweigerd  om verweer te voeren. Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 november 2017

in de zaak 17-079

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 september 2016, zoals later aangevuld, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 24 januari 2017 met kenmerk K 16/113, door de raad ontvangen op 25 januari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2017 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster heeft klager, een jongmeerderjarige met een autistische beperking, in de periode vanaf juni 2016 tot september 2016 bijgestaan in een alimentatiegeschil met diens vader (hierna te noemen: ‘de wederpartij’).

2.2    De moeder van klager is in juli 2016 benoemd tot mentor en bewindvoerder van klager en heeft in die hoedanigheid de belangen van klager behartigd, alsmede de contacten met verweerster onderhouden.

2.3    Op enig moment heeft overleg plaatsgevonden tussen verweerster en de advocaat van de wederpartij over een wijziging van de hoogte van de door de wederpartij te betalen alimentatie ten behoeve van klager. Bij brief van 5 juli 2016 heeft verweerster namens klager een alimentatie van € 140,- per maand aan de wederpartij voorgesteld. Bij ongedateerde brief, ontvangen op 6 juli 2016, heeft de wederpartij een tegenvoorstel gedaan van € 125,- met ingang van 1 juli 2016. Verweerster heeft dit tegenvoorstel voorgelegd aan de moeder.

2.4    Bij e-mailbericht van eveneens 6 juli 2016 heeft de moeder onder meer aan verweerster bericht:

“(…) Ik ga met het voorstel akkoord. Wel verzoek ik de heer [naam wederpartij] dan per omgaande de maand juli over te maken zodat geen achterstand ontstaat. Indien dit wordt nagelaten, ben ik genoodzaakt het LBIO in te schakelen met de oude beschikking. (…)”  [afkorting-raad]

2.5    Verweerster heeft de wederpartij nadien bericht dat klager heeft ingestemd met een alimentatiebetaling van €125,-. De wederpartij heeft vervolgens verzocht om het overeengekomen bedrag vast te leggen in een beschikking en heeft daartoe een verzoekschrift tot wijziging alimentatie opgesteld. Dit verzoekschrift heeft de rechtbank Gelderland op 15 augustus 2016 ontvangen. Verweerster heeft dit verzoekschrift tijdens haar vakantie ontvangen en na haar terugkomst op kantoor bij brief van 31 augustus 2016 aan de moeder doorgestuurd met daarbij de akte tot referte.

2.6    De moeder heeft bij e-mailbericht van 31 augustus 2016 laten weten de referteverklaring pas te zullen tekenen als de alimentatie over de maand september tijdig is voldaan en dat als op 2 september 2016 de alimentatie nog niet zou zijn ontvangen, zij tegen het verzoek verweer wenste te voeren.

2.7    Bij e-mailberichten van 1, 2, 3, 5, en 8 september 2016 heeft de moeder verweerster verzocht haar te melden wanneer de termijn om verweer te voeren zou verstrijken. Voorts heeft de moeder gemeld dat de alimentatie op 5 september 2016 is ontvangen.

2.8    In haar e-mailbericht van 8 september 2016 heeft de moeder zich beklaagd over bepaalde uitspraken van verweerster over klager:

“(…) Bij autisme (zeker met een iq van 55) hoort structuur. Daarom zijn uw uitspraken “hij kan ook leren wachten en geduld hebben”, “hij moet ook leren dat het leven anders loopt”, “dan regelt u het toch voor hem”, kwetsend, voor mij als moeder en voor mijn zoon in het bijzonder (…).”

2.9    Op 8 september 2016 heeft verweerster per e-mail aan de moeder bericht dat de termijn voor verweer op 14 september 2016 zou verlopen en dat zij geen verweer zou voeren omdat een “keurige regeling” is getroffen. Op 12 september 2016  heeft verweerster aan de moeder bericht dat een andere advocaat zich namens klager zou kunnen stellen en vier weken uitstel zou kunnen worden gevraagd voor het indienen van een verweerschrift.

2.10    Bij brief van 27 september 2016 heeft de moeder zich namens klager beklaagd bij de deken over het handelen van verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster onvoldoende voor de belangen van klager is opgekomen;

b)    verweerster klager onvoldoende heeft geïnformeerd;

c)    verweerster kwetsende uitspraken heeft gedaan over klager waaruit blijkt dat zij geen begrip heeft voor zijn beperkingen;

d)    verweerster heeft geweigerd verweer te voeren.

3.2    Namens klager zijn de stellingen als volgt nader onderbouwd.

3.3    Ten aanzien van klachtonderdeel a geldt dat verweerster de wensen van klager heeft genegeerd en dat verweerster steeds is meegegaan in de voorstellen van de (advocaat van de) wederpartij.

3.4    Wat betreft klachtonderdeel b is namens klager toegelicht dat hij geen kopieën heeft ontvangen van de correspondentie van de rechtbank of de alimentatieberekening van verweerster. Daarnaast heeft klager tot op heden geen grosse van de uitspraak van de rechtbank ontvangen.

3.5    Voor klachtonderdeel c geldt dat verweerster klager en zijn moeder heeft gekwetst door haar opmerkingen over de autistische beperking van klager. Verweerster heeft deze uitspraken telefonisch gedaan.

3.6    Ten aanzien van klachtonderdeel d geldt dat namens klager meerdere malen aan verweerster is gevraagd binnen welke termijn verweer gevoerd diende te worden. Pas op 8 september 2016 heeft verweerster die vraag beantwoord. Er resteerde onvoldoende tijd om een andere advocaat bereid te vinden om verweer te voeren. Daarnaast was overname financieel niet mogelijk omdat de aan de toevoeging toegekende punten reeds grotendeels gebruikt waren. Verweerster is niet ingegaan op het verzoek van de moeder om uitstel te vragen voor het voeren van verweer. Ter zitting van de raad is namens klager toegelicht dat hij uiteindelijk een andere advocaat heeft gevonden en dat alsnog verweer bij de rechtbank is gevoerd. De zaak is in maart 2017 afgewikkeld.

 

4    VERWEER

4.1    Het verweer luidt, zakelijk weergegeven, als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster betwist onvoldoende voor de belangen van klager te zijn opgekomen. Verweerster heeft aan de moeder voorgerekend dat een alimentatie van € 109,- per maand redelijk zou zijn op basis van de draagkracht van de wederpartij.  Verweerster heeft vervolgens namens en na overleg met de moeder richting de wederpartij een alimentatievoorstel gedaan van € 140,-, in welk bedrag de nodige onderhandelingsruimte zat. Het uiteindelijk overeengekomen bedrag van € 125,- is redelijk en gunstiger dan wat op grond van haar berekeningen kon worden verwacht (€ 109,- per maand). Verweerster heeft aangegeven dat de draagkracht van de wederpartij ontoereikend was om overige kosten in rekening te brengen zoals de moeder wenste.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Verweerster betwist klager onvoldoende te hebben geïnformeerd. Het verzoekschrift is tijdens de afwezigheid van verweerster wegens vakantie ontvangen en per abuis op de stapel doorgezonden post beland. Zodra verweerster dit na terugkomst heeft bemerkt, heeft zij het verzoekschrift meteen aan klager doorgestuurd. Andere stukken dan het verzoekschrift heeft verweerster van de rechtbank niet ontvangen. Voor de grosse van de uitspraak dient klager te zijn bij de nieuwe, opvolgend advocaat.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerster betwist zich beledigend te hebben uitgelaten over klager. Verweerster wist dat klager elke dag op het geld van de wederpartij zat te wachten. Verweerster heeft enkel gezegd dat klager er misschien niet op moest rekenen dat het geld van de wederpartij op die dag (de eerste van de maand) binnen zou komen.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Klager is na onderhandelingen met de wederpartij akkoord gegaan met een kinderalimentatie van € 125,- per maand. Daarom was het voeren van verweer niet aan de orde. Het was een keurige regeling. Verweerster wenste geen verweer te voeren omdat zij het onredelijk vond om in dat stadium op reeds gemaakte afspraken terug te komen. Daarbij zag verweerster geen inhoudelijke grond voor verweer. Vanaf het bericht van verweerster van 8 september 2016 dat zij geen verweer zou voeren, resteerden nog zes dagen van de verweertermijn. Dit was voldoende voor klager om een andere advocaat te benaderen en om – na uitstel – verweer te voeren, zoals ook is geschied.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat het een klacht tegen de eigen advocaat betreft.

5.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Het handelen van verweerster zal aan deze norm worden getoetst.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    De raad is niet gebleken dat verweerster de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Integendeel, verweerster heeft eerst een alimentatieberekening gemaakt en klager voorgerekend dat een maandelijks te ontvangen alimentatie van €109,- redelijk zou zijn, uitgaande van de draagkracht van de wederpartij. Alleen al uit het feit dat verweerster richting de wederpartij een hoger alimentatievoorstel heeft gedaan van € 140,-, kan worden afgeleid dat verweerster wel degelijk de belangen van klager – en niet die van de wederpartij – voor ogen heeft gehad. Dat verweerster steeds is meegegaan in de voorstellen van de wederpartij, is de raad dus niet gebleken. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld en concreet (met stukken) onderbouwd. De enkele wens van de moeder om ook nog de extra medische en studiekosten bij de wederpartij in rekening te brengen, doet daaraan niet af. Verweerster heeft genoegzaam toegelicht dat de draagkracht van de wederpartij hiertoe geen ruimte bood, zoals overigens de advocaat van de wederpartij ook heeft bevestigd in diens e-mail aan verweerster van 18 juli 2016. Klachtonderdeel a is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    De raad constateert dat uit niets blijkt dat namens klager destijds om toezending daarvan is verzocht. Aldus moet ervan uit worden gegaan dat het klager voldoende helder was op basis van welke informatie en berekeningen verweerster tot haar alimentatieadvies en  voorstel heeft kunnen komen. Wat betreft het verwijt dat verweerster klager niet de grosse van de uitspraak van de rechtbank heeft toegestuurd, geldt dat verweerster klager in die fase van het geschil niet meer heeft bijgestaan en dat haar op dit punt dus geen verwijt kan worden gemaakt.

5.5    Verweerster heeft erkend het verzoekschrift van de wederpartij – wegens haar vakantie en het per abuis belanden op de verkeerde poststapel – niet direct aan klager te hebben doorgestuurd. De raad oordeelt dit in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu verweerster in de veronderstelling was en mocht zijn dat klager zich aan het verzoekschrift zou refereren, zoals reeds besproken was. Indien en voor zover klager meent ook nog andere correspondentie van de rechtbank niet te hebben ontvangen, dan geldt dat verweerster noch de raad duidelijk is geworden op welke correspondentie klager doelt. Klachtonderdeel b oordeelt de raad ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    Verweerster heeft betwist zich kwetsend te hebben uitgelaten over de autistische beperking van klager. Gezien de gemotiveerde betwisting door verweerster kan de raad niet vaststellen dat verweerster zich heeft uitgelaten zoals namens klager in het e mailbericht van 8 september 2016 aan verweerster is verwoord. Verweerster heeft wel gemeld dat klager er misschien niet op moest rekenen dat het geld die dag zou komen. Naar het oordeel van de raad kan niet worden gezegd dat verweerster zich met een dergelijke opmerking onnodig grievend jegens klager of diens moeder heeft uitgelaten. Dat klager of zijn moeder dit mogelijk wel zo heeft ervaren is spijtig, doch de opmerking van verweerster is niet van dien (grievende) aard dat zij zich hiervan had behoren te onthouden. Dat verweerster zich tevoren bewust had moeten zijn van de impact van deze woorden op klager dan wel zijn moeder, heeft de raad evenmin kunnen vaststellen. Aldus is geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Klachtonderdeel c is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7    Uit het klachtdossier volgt dat klager akkoord was met de uitkomst van de alimentatieonderhandelingen. Dat verweerster nadien heeft geweigerd om namens klager verweer te voeren, kan haar niet tuchtrechtelijk worden verweten. Een advocaat kan immers niet worden gedwongen om (proces)handelingen te verrichten waar hij of zij niet achter staat. Vaststaat dat verweerster aan klager heeft gecommuniceerd dat en waarom zij geen verweer wenste te voeren. De onderhandelingen waren reeds afgerond en er lag een goede regeling, aldus verweerster. Bovendien heeft verweerster klager er op gewezen dat een andere advocaat kon worden gezocht voor het voeren van verweer, zoals uiteindelijk ook is geschied. Dat verweerster niet onverwijld het einde van de verweertermijn  aan klager heeft bericht, ondanks diens verzoeken daartoe, is juist. Hoewel gezegd kan worden dat verweerster daarin voortvarender had kunnen optreden, is dit onvoldoende om tot een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen leiden. De raad hecht in dat kader belang aan het feit dat namens klager uiteindelijk (tijdig) een andere advocaat is gevonden en dat (tijdig) verweer is gevoerd. Aldus kan niet worden gezegd dat klager door de handelwijze van verweerster is benadeeld. Ook klachtonderdeel d oordeelt de raad ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, E.J. Verster, A.M.T. Weersink, leden, en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2017.

 

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden d.d. 27 november 2017