Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA2957

Zaaknummer

6083

Inhoudsindicatie

Verweerder incasseerde vordering op B.V. door directeur aan te spreken. Hij beriep zich op bestuurdersaansprakelijkheid. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 januari 2012

in de zaak 6083

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 18 april 2011, onder nummer R.3531/10.161, aan partijen toegezonden op 20 april 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond en klachtonderdeel b gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd. 

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 november 2011, waar verweerder is verschenen. Verweerder heeft zijn memorie mondeling toegelicht aan de hand van  een pleitnota. Klager is niet verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt - voor zover in hoger beroep van belang - zakelijk weergegeven, in:

Klager verwijt verweerder:

a. (….)

b. dat hij klager als privépersoon heeft gedagvaard in de incassoprocedure over de onbetaalde declaratie.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan, voor zover in hoger beroep nog van belang:

4.2 Omstreeks begin juli 2008 heeft klager zich tot verweerder gewend voor advies inzake de proceskansen van een reeds lopende procedure waarin de besloten vennootschap X. B.V. betrokken was. Klager was bestuurder van deze vennootschap. Na bestudering van de stukken en diverse telefoongesprekken met klager heeft verweerder klager geadviseerd, gezien het belang van de procedure en de daarmee gemoeide kosten, de procedure te schikken. Klager heeft dit advies opgevolgd en de zaak geschikt.

4.3 De door verweerder vervolgens aan klager gezonden declaratie ad € 315,-inclusief BTW heeft klager niet willen voldoen.

4.4 Bij exploot van 19 april 2010 heeft de maatschap waarvan verweerder deel uitmaakt zowel X. B.V. als klager persoonlijk, in zijn hoedanigheid van bestuurder van X. B.V, gedagvaard in een incassoprocedure, waarin betaling van de declaratie in rechte wordt gevorderd. In deze procedure heeft de kantonrechter op 6 mei 2010 de vordering bij verstek toegewezen. Klager heeft van dit vonnis verzet aangetekend. De verzetdagvaarding is niet aangebracht.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft klachtonderdeel gegrond verklaard en heeft daartoe overwogen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door klager in privé te dagvaarden naast de besloten vennootschap, waardoor klager onnodig in zijn belang is geschaad. Verweerder stelt in hoger beroep dat in de dagvaarding is aangegeven dat de zaak bestuurdersaansprakelijkheid betreft en dat klager is gedagvaard als bestuurder van de besloten vennootschap en dat doorbraak van aansprakelijkheid, met name bij bestuurdersaansprakelijkheid, in vele vormen bestaat.

5.2 Het hof overweegt als volgt. Klager heeft verweerder verzocht een advies (second opinion) te verstrekken in een procedure waarbij de besloten vennootschap waarvan hij  bestuurder was, betrokken was. Dat neemt echter niet weg dat het  zonder gegronde reden door de besloten vennootschap niet voldoen van een declaratie terzake van de door klager als bestuurder van de vennootschap verzochte en door verweerder verstrekte adviezen, onder omstandigheden kan gelden als een onzorgvuldig handelen van klager als  bestuurder  van die besloten vennootschap waarvoor hij, naast de besloten vennootschap, persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden. Om die reden is het hof, anders dan de raad, dan ook van oordeel dat het persoonlijk dagvaarden en aansprakelijk stellen voor de betaling van de onbetaald gebleven declaratie van klager als bestuurder van zijn besloten vennootschap naast de vennootschap, niet onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft niet in strijd gehandeld met  enige norm neergelegd in artikel 46 van de Advocatenwet.

5.3 Het voorgaande betekent dat de bestreden beslissing zal worden vernietigd en dat klachtonderdeel b ongegrond zal worden verklaard.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 18 april 2011 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage onder nummer R 3531/10.161 gewezen voor zover klachtonderdeel b gegrond is verklaard;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter,  mrs. E.A. Mout-Bouwman, R. Verkijk, A.A.H. Zegers, T.E. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2012.