Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:160

Zaaknummer

6955

Inhoudsindicatie

Klacht over dienstverlening ongegrond. Verweerder heeft werkzaamheden verricht en mocht de toevoeging declareren. Mededeling aan deken dat klaagster geestelijk gehandicapt is, gelet op beperkingen van klaagster niet grievend.

Uitspraak

Beslissing van 4 april 2014

in de zaak 6955

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 30 september 2013, onder nummer

13-67, aan partijen toegezonden op 30 september 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:TADRARN:2013:83.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op  29 oktober 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- brief van verweerder aan het hof d.d. 14 januari 2014;

- brief van klaagster aan het hof d.d. 18 januari 2014;

- brief van klaagster aan het hof d.d. 20 januari 2014.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 februari 2014, waar klaagster samen met haar moeder en verweerder zijn verschenen.

 

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder in klaagsters zaak geen werkzaamheden heeft verricht en desalniettemin de eigen bijdrage aan haar in rekening heeft gebracht;

b) verweerder zich grievend over klaagster heeft uitgelaten door klaagster in zijn brief d.d. 17 augustus 2012 aan de deken Zwolle-Lelystad “geestelijk gehandicapt” te noemen;

c) verweerder het dossier van klaagster heeft gesloten en de toevoeging heeft gedeclareerd zonder klaagster hieromtrent te informeren;

d) verweerder heeft samengespannen met een tegenpartij van klaagster, te weten X; hij heeft diens advocaat gevraagd een kort geding tegen klaagster aan te spannen zodra klaagster op vakantie was.

4 FEITEN

4.1 Verweerder heeft voor klaagster opgetreden tegen schilder X. en diens vennootschap, voor welke partijen de moeder van klaagster voordien als advocaat had opgetreden. Bij e-mail van 14 juli 2011 heeft verweerder de opdracht bevestiging gestuurd. Verweerder heeft gesteld aan klaagster informatie te hebben gevraagd welke informatie uitbleef. Op 26 september is het faillissement van de vennootschap uitgesproken. Verweerder heeft nadien zijn werkzaamheden beëindigd en klaagster hierover bericht bij brief van 25 februari 2012.

4.2 In zijn schriftelijk antwoord aan de deken op klachtonderdeel a heeft verweerder geschreven dat klaagster geestelijk gehandicapt is.

4.3 Verweerder heeft op verzoek van de opvolgend advocaat van X. en diens vennootschap een kort geding vonnis ter beschikking gesteld.

5 BEOORDELING

5.1 Niet gebleken is dat klaagster de door verweerder gevraagd informatie heeft verstrekt. Nu verweerder werkzaamheden voor klaagster heeft verricht, was het hem toegestaan de vastgestelde eigen bijdrage aan haar in rekening te brengen en de toevoeging na beëindiging van de werkzaamheden te declareren. Hij heeft hierover aan klaagster bericht. De klachtonderdelen a en c zijn derhalve terecht ongegrond verklaard.

5.2 Verweerder stelt dat hij klaagster met zijn uitlating niet te heeft willen kwetsen of beledigen, maar dit slechts als relevant feit naar voren te heeft gebracht. Klaagster heeft zelf informatie verstrekt over de beperkingen die zij ondervindt van een hersentumor die zij voor haar geboorte al had. Tevens heeft zij bij de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven door deze beperkingen niet alles altijd goed te kunnen volgen. Het hof acht onder deze omstandigheden de door verweerder gedane uitlating niet zodanig grievend dat sprake is van handelen hetgeen een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dit klachtonderdeel is derhalve terecht ongegrond verklaard.

5.3 De gang van zaken met betrekking tot het ter beschikking stellen van het kort gedingvonnis acht het hof evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van een door klaagster vermoede samenspanning is het hof niet gebleken.

5.4 De grieven van klaagster falen derhalve en de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 30 september 2013, gewezen onder nummer

13-67.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, I.E.M. Sutorius en A.J. Louter, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.