Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:36

Zaaknummer

17-829/DB/OB

Zaaknummer

17-945/DB/OB

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerster haar verzekeraar onvoldoende medewerking of informatie heeft gegeven. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klagers verzoeken om met KIFID en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar in gesprek te gaan niet te honoreren. Ongegrond.  

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 5 maart 2018

in de zaken 17-829/DB/OB en 17-945/DB/OB

 

 

naar aanleiding van de klachten van:

 

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brieven d.d. 27 mei 2016 en 7 mei 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant klachten ingediend tegen verweerster.

 

1.2      Bij brieven aan de raad van 11 oktober 2017 en 10 november 2017 met kenmerk 48|16|084K resp.  48|17|085K heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klachten ter kennis van de raad gebracht.

 

1.3      De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 8 januari 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-  De hierboven genoemde brieven van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-  de nagekomen e-mailberichten met bijlagen van klager d.d. 26 november en 6 december 2017 en van 3 januari 2018;

-  de nagekomen brief met bijlagen van verweerster d.d. 22 december 2017;

-  de nagekomen e-mailberichten van klager d.d. 15 en 22 januari 2018;

-  de nagekomen brief van verweerster d.d. 1 februari 2018.

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

 

2.1          Bij vonnis van 19 januari 2012 is klager veroordeeld om zijn woning te ontruimen.  Klager heeft verweerster vervolgens verzocht om rechtsbijstand in deze zaak, waarna verweerster namens klager appel heeft ingesteld tegen het ontruimingsvonnis. Bij arrest van 21 februari 2012 heeft het gerechtshof voornoemd vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.

 

2.2          Bij brief van 8 maart 2012 heeft verweerster de samenwerking met klager beëindigd. Verweerster heeft in deze brief vermeld dat de termijn voor cassatieberoep in het onderhavige geval vier weken bedroeg.

 

2.3          Bij beslissing d.d. 25 augustus 2014 (klachtzaak ZWB 386-2013) heeft de raad geoordeeld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld door in haar brief aan klager d.d. 8 maart 2012 een onjuiste cassatietermijn te vermelden. De raad heeft ter zake aan verweerster een enkele waarschuwing opgelegd.

 

2.4          Klager heeft verweerster bij brief van 2 november 2014 aansprakelijk gesteld omdat hij van mening is dat verweerster hem met haar brief d.d. 8 maart 2012 het rechtsmiddel cassatie heeft ontnomen, waardoor hij schade heeft geleden. Klager heeft voorts opnieuw klachten tegen verweerster ingediend. Ter zitting van de raad d.d. 7 maart 2016  is komen vast te staan dat verweerster klagers aansprakelijkstelling d.d. 2 november 2014 pas ruim een jaar later, op 4 januari 2016, bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft ingediend. Bij beslissing d.d. 9 mei 2016 (klachtzaak OB54-2015) heeft de raad geoordeeld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet tot eerdere aanmelding bij haar verzekeraar over te gaan. De raad heeft verweerster ter zake dit gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt een berisping opgelegd.

 

2.5          De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerster heeft de claim van klager beoordeeld. Bij brief d.d. 18 maart 2016 heeft de verzekeraar klager bericht dat van verweerster informatie was ontvangen en dat de verzekeraar het dossier had bestudeerd en op basis daarvan tot de conclusie was gekomen dat klagers standpunt van iedere grond was ontbloot zodat aansprakelijkheid werd afgewezen. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft klager bericht dat uit niets was gebleken dat klager voornemens was om cassatieberoep in te stellen, dat door hem geen goede gronden waren gesteld waarom de Hoge Raad de beslissing van het gerechtshof zou moeten casseren en dat het klager vrij stond om een bodemprocedure te starten, hetgeen hij echter evenmin had gedaan. Vervolgens heeft de verzekeraar cassatieadvies ingewonnen. De cassatieadvocaat heeft bij brief d.d. 25 mei 2016 aan de verzekeraar medegedeeld dat indien klager destijds tijdig cassatieadvies had ingesteld, dat cassatieberoep geen reële kans van slagen zou hebben gehad. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft daaraan de conclusie verbonden dat klager geen schade heeft geleden en heeft bij e-mailbericht d.d. 3 juni 2016 nogmaals aan klager medegedeeld dat aansprakelijkheid werd afgewezen.   

 

2.6          Klager heeft verweerster herhaaldelijk verzocht om met KIFID en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar in gesprek te gaan teneinde een minnelijke regeling tot stand te brengen. Verweerster heeft dit geweigerd.

 

 

3              KLACHT

 

3.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

 

17-829DB/OB :

ondanks rappelverzoek van HDI en een eerdere berisping van de raad heeft verzuimd om haar zienswijze en relevante stukken bij HDI in te dienen,

17-945/DB/OB :

niet bereid is om met KIFID en HDI in gesprek te gaan om middels een minnelijke regeling toekenning van schadevergoeding te bewerkstelligen.

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Verweerster heeft aan haar verplichtingen voldaan. Verweerster heeft haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de benodigde informatie voorzien, waarna de verzekeraar heeft geoordeeld dat aansprakelijkheid moest worden afgewezen. Verweerster is niet verplicht om in gesprek te gaan met KIFID of de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. De klachten zijn ongegrond

 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      17-829/DB/OB

Verweerster heeft de stelling van klager, dat zij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar niet van informatie en haar zienswijze heeft voorzien, uitdrukkelijk betwist. De raad stelt vast dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar klager bij brief d.d. 18 maart 2016 heeft bericht dat van verweerster informatie was ontvangen en dat de verzekeraar het dossier had bestudeerd en op basis daarvan tot de conclusie was gekomen dat klagers standpunt van iedere grond was ontbloot. Kennelijk heeft de verzekeraar zich voldoende voorgelicht geacht en beschikte de verzekeraar over voldoende informatie om klagers claim te kunnen beoordelen. Dat verweerster haar verzekeraar onvoldoende medewerking of informatie heeft gegeven is naar het oordeel van de raad niet gebleken. Deze klacht is derhalve ongegrond.

 

 

5.2      17-945/DB/OB

Klager stelt dat klaagster ten onrechte niet in gesprek is gegaan met KIFID en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het is juist dat verweerster klagers verzoeken om met KIFID en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar in gesprek te gaan niet heeft gehonoreerd. Echter, naar het oordeel van de raad was verweerster daartoe ook niet verplicht. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft na bestudering van het dossier en na cassatie-advies te hebben ingewonnen geoordeeld dat aansprakelijkheid moest worden afgewezen. De raad overweegt dat op de aansprakelijk gestelde advocaat, in casu verweerster, niet de verplichting rust om, nadat de verzekeraar aansprakelijkheid heeft afgewezen,  te bevorderen dat de verzekeraar alsnog tot erkenning van aansprakelijkheid overgaat, noch om met KIFID in gesprek te gaan. De raad is derhalve van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij niet bereid is geweest om met haar verzekeraar of KIFID in gesprek te gaan. Ook deze klacht is dan ook ongegrond.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

-             verklaart de klacht in de zaak 17-829/DB/OB ongegrond

-             verklaart de klacht in de zaak 17-945/DB/OB ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok, R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2018

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2018

 

 

 

verzonden aan:

 

-  klager

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

rechtsmiddel

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  klager

-  verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl