Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:239

Zaaknummer

6681

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocatenkantoor ontvankelijk en mr. X. van dat kantoor verantwoordelijk. Geen verplichting tot behandeling nieuwe zaak. Klager zelf verantwoordelijk voor postbewaking tijdens afwezigheid. Anders dan de raad acht het hof het kantoor niet tekortgeschoten. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 september 2013

in de zaak 6681

naar aanleiding van het hoger beroep van:

gevestigd te Utrecht

verweerder

 

tegen:

 

wonende te Bilthoven

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 17 december 2012, onder nummer 12-89, aan partijen toegezonden op 17 december 2012, waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 13 juni 2012 gegrond is verklaard, van de klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond is verklaard, klachtonderdeel b gegrond is verklaard en de maatregel van berisping is opgelegd aan mr. A.

 

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de appelmemorie  van verweerder;

- een e-mailbericht van klager van 9 februari 2013;

- een e-mailbericht van mr. B. van 9 februari 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 juli 2013, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. C., en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Mr. C. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voorzover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. verweerder mr. D. op non-actief heeft gesteld en aan deze de toegang tot het dossier van klager is ontzegd;

b. verweerder in gebreke is gebleven bij het zorgen voor een adequate waarneming nadat mr. D. niet meer werkzaam was op het kantoor en dat men niet voldoende adequaat heeft gehandeld als gevolg waarvan er niemand voor klager op het kort geding aanwezig was.

 

4 FEITEN

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

4.1 Klager is eerst bijgestaan door de advocaat mr. E. Vanaf eind 2009 is hij in een strafzaak in hoger beroep bijgestaan door mr. D., een van de advocaten op het kantoor van verweerder. De strafzaak betrof ontucht met twee minderjarige kinderen, waarvoor klager destijds veroordeeld is.

4.2 Bij brief van 23 november 2009 heeft mevr. mr. K. klager gesommeerd om gerechtelijke stukken waarin haar cliënten met naam en toenaam werden genoemd van zijn internetsite te verwijderen en verwijderd te houden. De sommatie bevatte de mededeling dat klager in kort geding zou worden gedagvaard als niet aan de sommatie zou worden voldaan. Een kopie van deze brief was door mr. K. gestuurd aan de vorige advocaat van klager, mr. E. Deze heeft de brief op 26 november 2009 doorgestuurd naar het kantoor van verweerder ter attentie van mr. D. Mr. E. schreef daarbij dat hij er van uitging dat mr. D. deze brief in behandeling zou nemen, bij gebreke waarvan hij dat graag zou vernemen zodat hij dan mr. K. zou kunnen berichten.

4.3 Mr. D. was op 26 november 2009 door verweerder op non-actief gesteld en zou het kantoor verlaten. Een secretaresse, werkzaam bij verweerder heeft klager op 4 december 2009 een e-mail gestuurd met als bijlage genoemde brief van mr. K. van 23 november 2009. Klager verbleef op dat moment voor een langere periode in het buitenland.

4.4 Vervolgens heeft klager op 6 december 2009 een e-mail terug gestuurd aan de secretaresse van verweerder. Daarin stond het volgende:

"Hierbij stuur ik u mijn brieven die ik ter zake aan mr. E. schreef. Mr. E. moet over het volledige dossier beschikken. Ik kon hier slechts deze twee brieven vinden. Het kan u helpen een overzicht te krijgen van het verleden in deze zaak.

Ik vraag u het feit van mijn vakantie zo veel mogelijk onvermeld te laten. Het zou problemen kunnen geven betreffende de betalingen die ik aan hen doe. Deze betalingen zijn in overeenstemming met mijn lage Inkomen.

Na deze e-mail reageer ik op het bericht van mevrouw mr. K."

4.5 Op 7 december 2009 heeft klager een e-mail aan de secretaresse van verweerder gestuurd waarin hij opmerkingen plaatst in de tekst van de brief van mevrouw mr. K. Onder meer schrijft hij:

"Destijds heb ik Google gevraagd de links te verwijderen. Hieraan is in hoge mate voldaan. Ik ben verbaasd dat na zo'n lange tijd toch weer de naam van P. opduikt. Misschien kunt u me daarover adviseren?" en "Ik stel voor een passende schadevergoeding te eisen om een verdere uitbreiding van hun leugens te voorkomen.”

4.6 Bij brief van 7 december 2009 heeft verweerder klager bericht dat de advocaat mr. D. zijn zaak niet langer kon behandelen in verband met een op non-actiefstelling per 26 november 2009. In deze brief is voorts vermeld dat de zaak van klager in behandeling is genomen door mr. A. van het kantoor van verweerder.

4.7 Op 28 december 2009 heeft het kort geding plaatsgevonden tegen klager. De dagvaarding voor het kort geding was aan het huisadres van klager betekend. Klager is bij verstek veroordeeld op straffe van een dwangsom, op grond van de overweging dat, kort gezegd, nog steeds door klager geuite, op internet gepubliceerde, voor de eisers beschamende verwijzingen op het web te vinden waren. In het proces-verbaal van het ten laste van klager gelegde executoriaal beslag staat vermeld dat klager aan verbeurde dwangsommen (€ X.) en bijkomende kosten € X. verschuldigd is.

 

5 BEOORDELING

5.1 Ontvankelijkheid

Het hof overweegt ambtshalve allereerst dat de raad klager in zijn klacht tegen het advocatenkantoor van verweerder terecht ontvankelijk heeft geacht en eveneens op goede gronden mr. A. als de verantwoordelijke persoon heeft aangemerkt. Het hof deelt deze beoordeling van de raad, nu mr. A. ter zitting in hoger beroep heeft bevestigd verantwoordelijk te zijn (geweest) voor de werkorganisatie in de sector strafzaken. Het was dus ook de verantwoordelijkheid van mr. A. om mr. D. na diens op non actiefstelling adequaat te (doen) vervangen.

5.2 Inhoudelijke beoordeling.

Tot uitgangspunt wordt genomen dat mr. D. klager alleen had bijgestaan in de strafzaak en dat na diens vertrek de bijstand in die strafzaak was overgenomen door mr. A. Zoals klager ook zelf stelt (e-mail van 5 februari 2010), heeft de onderhavige zaak niets te maken met (bijstand in) de strafzaak. Van een verplichting van enige advocaat van het advocatenkantoor van verweerder tot bijstand in de aangekondigde civiele kort geding zaak kan dan ook niet worden gesproken. In de hiervoor bij 4.4 onder de feiten vermelde e-mail van 6 december 2009 liet klager bovendien weten dat hij nog apart zou reageren op de door mr. K. aangekaarte kwestie. Deze reactie volgde in een volgende mail met een vraag, aan de secretaresse van het kantoor, of zij (bedoeld zal zijn: het kantoor) hem kon adviseren. Een en ander toont aan dat klager deze kwestie ook zelf los zag van de bijstand in de strafzaak. Klager mocht er zonder reactie niet van uitgaan dat iemand van het kantoor zijn civiele zaak (ook) in behandeling zou nemen. Nu niet blijkt van een door het advocatenkantoor aanvaarde opdracht van klager om zijn belangen in de civiele kwestie te behartigen en het kantoor ook niet ervan op de hoogte was dat een kort geding was aangespannen mocht het kantoor ermee volstaan om aan klager de e-mail van mr. K. 23 november 2009 toe te sturen. Voorts geldt  dat de dagvaarding in het kort geding aan klager, die voor langere tijd in het buitenland verbleef, op zijn woonadres is betekend. Klager heeft in zijn brief van 1 april 2010 aan het advocatenkantoor verklaard dat door een misverstand zijn zoon de brievenbus nooit had geleegd. Het lag echter op klagers weg om voor een goede postbewaking zorg te dragen en het gesignaleerde misverstand komt dan ook alleen voor zijn rekening.    

Het hof ziet in de gebleken feiten, anders dan de raad heeft gedaan, onvoldoende grond voor de conclusie dat het advocatenkantoor tegenover klager is tekort geschoten, waarvoor verweerder verantwoordelijk is te houden. Het beroep is derhalve gegrond. De beslissing van de raad zal daarom worden vernietigd en ook klachtonderdeel b zal ongegrond worden verklaard.

Het hof merkt in dit kader nog wel op dat de deken het tot zijn taak zou moeten rekenen een klacht tegen een maatschap dan wel een klacht tegen het bestuur van een rechtspersoon te individualiseren en concreet te adresseren aan de voor het functioneren van de maatschap of de rechtspersoon verantwoordelijke advocaat.  

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de verzetbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 17 december 2012, voor zover daarbij klachtonderdeel b gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd aan mr. A.,

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b alsnog ongegrond.

 

 

De beslissing is verzonden op 13 september 2013.