Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3596

Zaaknummer

6369

Inhoudsindicatie

Klaagster deed beroep op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Dit beroep behoeft geen bespreking nu klaagster meer dan 30 dagen wachtte met het formulieren van haar grieven. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar appel.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 16 juli 2012

in de zaak 6369

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 9 januari 2012, onder nummer 11-60, aan klaagster aangetekend toegezonden op 9 januari 2012 en per gewone post op 7 februari 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Bij e-mailbericht aan het hof van 27 februari 2012 en bij brief ingekomen ter griffie van het hof op 29 februari 2012 heeft klaagster kenbaar gemaakt van deze beslissing in hoger beroep te willen komen. Bij schrijven van 9 april 2012 met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 11 april 2012, heeft klaagster een beroepschrift voorzien van gronden ingediend.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    e-mailbericht van klaagster aan het hof van 28 februari 2012;

-    de brief van klaagster aan het hof van 6 maart 2012;

-    e-mailbericht van klaagster aan het hof van 7 maart 2012;

-    e-mailbericht van klaagster aan het hof van 8 maart 2012;

-    de brief van verweerster aan het hof van 14 maart 2012;

-    de brief van verweerster aan het hof van 13 april 2012.

2.3    Ter openbare zitting van 27 april 2012 van het hof, waarbij uitsluitend de ontvankelijkheid van het hoger beroep van klaagster is behandeld, is klaagster verschenen. Ten behoeve van klaagster is mevrouw A. als tolk in de Engelse taal opgetreden.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is, voor zover van belang in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep van klaagster, komen vast te staan:

3.2    De beslissing van de raad van 9 januari 2012 waartegen het hoger beroep zich richt is diezelfde dag aan klaagster bij aangetekend schrijven toegezonden. Blijkens vermelding op de envelop was het schrijven voorzien van het juiste adres en is het op 10/1 (het hof begrijpt 10 januari 2012) tevergeefs op het adres van klaagster aangeboden. Vervolgens is het poststuk, voorzien van een sticker met de aantekening niet afgehaald, retour gezonden en ingekomen bij de raad op 2 februari 2012.

3.3    De beslissing van de raad is vervolgens bij brief op 7 februari 2012 per gewone post nogmaals aan klaagster verzonden. Deze brief is door haar ontvangen.

3.4    Bij e-mailbericht van 27 februari 2012 heeft klaagster zich tot de griffie van het hof gewend met de mededeling dat zij buiten de appeltermijn de beslissing van de raad had ontvangen, met het verzoek te laten weten hoe ze nog tegen deze beslissing in beroep kan komen. Bij e-mailbericht van 28 februari 2012 heeft de griffier van het hof klaagster bericht dat als klaagster zou besluiten hoger beroep in te stellen, zij diende uit te leggen waarom het niet aan haar te wijten is dat de beslissing haar te laat heeft bereikt, en dat zij het beroep zo snel als redelijkerwijs mogelijk moest instellen.

3.5    Bij schrijven van 28 februari 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 29 februari 2012 heeft klaagster aangegeven de beslissing van de raad eerst op 9 februari te hebben ontvangen en gevraagd of zij in hoger beroep kon komen aangezien het de fout van de raad is nu die haar de beslissing te laat heeft toegezonden. In reactie daarop heeft de griffier van het hof klaagster zowel bij schrijven van 6 maart 2012 als bij e-mailbericht van 7 maart 2012 bericht dat klaagster zo spoedig mogelijk hoger beroep, voorzien van gronden, diende in te stellen.

3.6    De hiervoor onder 3.4 en 3.5 vermelde correspondentie is in de Engelse taal gevoerd.

3.7    Bij schrijven van 9 april 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 11 april 2012, heeft klaagster het hof een beroepschrift voorzien van gronden doen toekomen.  

4    BEOORDELING    

4.1    Uit de hiervoor onder punt 3.2. weergegeven feiten volgt dat de bekendmaking van de beslissing van de  raad heeft plaatsgevonden in overeenstemming met artikel 50 lid 2 van de Advocatenwet, door de verzending daarvan aan klager per aangetekende post op 9 januari 2012. Ingevolge artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet is op die datum de beroepstermijn van dertig dagen aangevangen. Klagers beroepschrift voorzien van gronden is dan ook buiten de beroepstermijn ingekomen (namelijk op 11 april 2012), en daardoor in beginsel – behoudens verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk.

4.2    De termijnoverschrijding is, zoals reeds eerder door dit hof beslist, verschoonbaar indien de aangetekend verzonden beslissing klaagster buiten haar schuld niet heeft bereikt en het buiten de termijn ingekomen beroepschrift zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd is ingediend. Bij de toepassing van deze laatste maatstaf is van belang op welk tijdstip en op welke wijze klaagster bekend is geworden met de beslissing van de raad.

4.3    De beslissing van de raad is per gewone post op 7 februari 2012 aan klaagster toegezonden en door haar ontvangen. Eerst bij e-mailbericht van 27 februari 2012 heeft klaagster zich vervolgens tot de griffie van het hof gewend met het verzoek haar te berichten hoe ze nog tegen de beslissing van de raad in hoger beroep kon komen. Het moet klaagster, in ieder geval middels het in het Engels opgesteld schrijven van de griffier van het hof van 6 maart 2012 en het eveneens in het Engels opgestelde e-mailbericht van de griffier van 7 maart 2012, duidelijk zijn geweest dat zij het hoger beroep met de gronden waarop dit hoger beroep berust zo spoedig mogelijk diende in te stellen. Klaagster heeft hiermee gewacht tot haar schrijven van 9 april 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 11 april 2012. Het tijdsverloop tussen 7 februari 2012 en 11 april 2012, maar ook het tijdsverloop tussen 7 maart en 11 april 2012, dat zelfs langer is dan de wettelijke beroepstermijn van dertig dagen, is te lang om te kunnen oordelen dat het hoger beroep is ingesteld zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. De termijnoverschrijding is reeds om die reden niet verschoonbaar. Het kan dan ook in het midden blijven of het aan de schuld van klaagster te wijten is dat de aangetekend verzonden beslissing van de raad haar niet heeft bereikt.

4.4    Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep van klaagster niet ontvankelijk is.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

        Verklaart het hoger beroep tegen de beslissing van de raad van Discipline in

                        het ressort Arnhem van 9 januari 2012 niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, P.H. Holthuis en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012.