Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:4

Zaaknummer

7575

Inhoudsindicatie

Klager niet-ontvankelijk in zijn beroep vanwege overschrijding van de hoger beroep termijn (artikel 56 lid 1 Advocatenwet). NIet kan worden vastgesteld dat termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Uitspraak

Beslissing

van 8 januari 2016   

in de zaak 7575

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 mei 2015, onder nummer 14-322A, aan partijen toegezonden op 18 mei 2015, waarbij klachtonderdeel a van de klacht van klager tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard en klachtonderdeel b ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:124.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 juni 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder van 14 juli 2015;

-    de e-mail van de gemachtigden van verweerder aan het hof van 13 oktober 2015; 

-    de e-mail van de gemachtigde van klager aan het hof van 14 oktober 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 november 2015, waar klager, bijgestaan door mr. P te M, en verweerder, bijgestaan door mr. V te A, zijn verschenen. Mrs. P en V hebben gepleit aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    in de hogerberoepsprocedure die heeft geleid tot het arrest van 25 juni 2009 zijn honorarium bij klager in rekening heeft gebracht, terwijl hij als raadsman was toegevoegd, en

b)    heeft verzuimd klager te adviseren diens cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof van 25 juni 2009 te beperken tot een klacht over de veroordeling wegens doodslag.

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de raad van discipline hoger beroep kan worden ingesteld gedurende dertig dagen na de verzending van die beslissing.

4.2    Dit betekent dat de termijn waarbinnen klager hoger beroep kon instellen eindigde op de dertigste dag na de verzending (op 18 mei 2015) van de beslissing van de raad, dus op 17 juni 2015. Nu het beroepschrift van klager eerst op 18 juni 2015 ter griffie van het hof is ontvangen, is het beroep te laat ingesteld.

4.3    Het hof overweegt verder dat nu niet vastgesteld kan worden dat de overschrijding van de beroepstermijn door klager verschoonbaar is, deze termijnoverschrijding voor rekening van klager behoort te blijven.

4.4    Klager is daarom in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de raad van 18 mei 2015 niet ontvankelijk.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 mei 2015, onder nummer 14-322A, niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, T.H. Tanja-van den Broek, L. Ritzema en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2016.

griffier                        voorzitter     

De beslissing is verzonden op 8 januari 2016.