Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:99

Zaaknummer

150159

Inhoudsindicatie

Klacht dat de verwerende advocaat klager niet heeft behoed voor het aangaan van een zinloze schikking is ook in hoger beroep ongegrond. Het verweer dat het beroepschrift van klager te laat is ingediend, wordt verworpen. De beroepstermijn vangt aan de dag na verzending van de uitspraak en niet op de uitspraakdatum zoals de verwerende advocaat stelt. Het beroepschrift is tijdig ingediend.

Uitspraak

Beslissing

van 30 mei 2016   

in de zaak 150159

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 19 maart 2015, onder nummer R.4735/15.45, aan partijen toegezonden op 20 maart 2015, waarbij de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de raad van 16 november 2015, eveneens onder nummer R.4735/15.45, aan partijen toegezonden op 18 november 2015, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter gedeeltelijk gegrond is verklaard, namelijk voor zover het het klachtonderdeel in rechtsoverweging 5.2 betreft. De raad heeft het betreffende klachtonderdeel alsnog ongegrond verklaard en het verzet voor het overige ongegrond.

De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2015:85 en de beslissing van de raad op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2015:322.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 december 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 april 2016, waar klager en verweerder met zijn gemachtigde mr. K, advocaat te D, zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij klager niet heeft behoed voor het aangaan van een zinloze schikking.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat klager zijn beroepschrift niet tijdig heeft ingediend. Dit verweer wordt gepasseerd. Artikel 56 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat de klager, die de klacht heeft ingediend die tot de beslissing van de raad van discipline heeft geleid, gedurende dertig dagen na verzending van die beslissing hoger beroep kan instellen tegen die beslissing indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard.  De beslissing waarvan beroep is op 18 november 2015 verzonden, zodat de termijn waarbinnen klager hoger beroep kon instellen eindigde op 18 december 2015. Aangezien het beroepschrift op 16 december 2015 ter griffie van het hof is ontvangen, is het beroep tijdig ingesteld. Klager is ontvankelijk in zijn hoger beroep.

5.2    Het onderzoek in hoger beroep heeft voor het overige niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.   

5.3    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 november 2015, onder nummer R.4735/15.45 gewezen.

   

   

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.J.M.E. Arpeau, J.S.W. Holtrop en F.A.M. Knüppe, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2016.

   

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 30 mei 2016.