Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:166

Zaaknummer

7359

Inhoudsindicatie

Klager niet-ontvankelijk in zijn beroep omdat hij geen gronden had ingevoerd. Te late indiening van het beroepschrift wordt klager niet tegengrworpen , omat hij de foutieve adresaanduiding in de rechtsmiddelclausule had gevolgd.

Uitspraak

                                    

Beslissing van 22 mei 2015

in de zaak 7359

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 10 november 2014, onder nummer 14 112, aan partijen toegezonden op 10 november 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:358.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 december 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief d.d. 18 december 2014 van de griffier aan klager;

-    de brief d.d. 21 december 2014 van klager;

-    de brief d.d. 24 december van de griffier aan klager;

-    de brief d.d. 2 maart 2015 van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 maart 2015, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    De door hem bij de rechtbank ingediende producties niet direct aan de advocaat van klager te zenden, maar pas bijna twee uur later;

b)    Ondanks de verzoeken van klager niet de originele (vertaalde) documenten aan          hem te doen toekomen;

c)    Tijdens de zitting te liegen over het feit dat het conservatoire beslag niet zou zijn omgezet in een executoriaal beslag, terwijl dit uit de overgelegde producties wel bleek;

d)    De rechtbank na de zitting onjuist te informeren over het tijdstip waarop de advocaat van klager de producties aan verweerder heeft doen toekomen en onjuiste informatie te verstrekken over hetgeen tijdens de zitting is besloten ten aanzien van de acceptatie van de ingediende producties;

e)    Na de zitting nogmaals te vragen of de door hem ingediende stukken alsnog geaccepteerd kunnen worden danwel alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om te reageren op de producties die door klager zijn overgelegd terwijl tijdens de zitting al besloten was dat dit niet zou gebeuren.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De eerste vraag die het hof dient te beantwoorden is of klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zijn beroepschrift te laat door de griffie van het hof is ontvangen. Hoewel het beroepschrift na het verstrijken van de termijn is ontvangen, zal klager niet reeds om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. Hij heeft de instructies vermeld onderaan de beslissing van de Raad van Discipline gevolgd en het beroepschrift ingediend op het vorige postadres van de griffie van het hof, welk adres abusievelijk onderaan de beslissing van de raad was vermeld. Daardoor is, buiten de schuld van klager, vertraging in de ontvangst ontstaan.

5.2    Het hof dient klager evenwel toch niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep nu hij geen grieven heeft aangevoerd tegen de dragende overwegingen van de raad, (maar alleen een deel van rechtsoverweging 5.8 die hemzelf aangaan), zodat die overwegingen en daarop gegronde beslissing in stand moet blijven. Zijn grieven behoeven daarom geen nadere bespreking.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 10 november 2014, gewezen onder nummer 14-112.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, G.R.J. de Groot, A.D.R.M. Boumans en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.