Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:228
Zaaknummer
6788
Inhoudsindicatie
Klacht over niet betalen declaraties medisch adviseur ongegrond, nu niet is vast te stellen of er nog bedragen te betalen zijn.
Uitspraak
Beslissing van 14 juli 2014
in de zaak 6788
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 8 april 2013, onder nummer 12-237, aan partijen toegezonden op 8 april 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4061.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 mei 2014, waar beide partijen zijn verschenen, en klaagster werd vergezeld door haar gemachtigde. Deze laatste en verweerder hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
Zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij openstaande declaraties van klaagster voor de door haar als medisch adviseur in zijn zaken verrichte werkzaamheden niet voldoet.
4 FEITEN
Klaagster en verweerder zijn eveneens partij in de verknochte zaak nr. 6787, waarin het hof heden eveneens uitspraak doet. De feiten die het hof in zaak nr. 6787 als vaststaand heeft aangemerkt, vormen ook in de onderhavige zaak het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Evenmin als de raad heeft het hof uit de thans beschikbare informatie kunnen vaststellen of verweerder nog bedragen aan klaagster verschuldigd is. Het hof onderschrijft het oordeel van de raad dat de klacht bij die stand van zaken ongegrond moet worden verklaard.
5.2 Klaagster schrijft in haar appelmemorie nog dat het laakbaar handelen van verweerder hierin bestaat dat hij niet in actie is gekomen toen de deken voorstelde een bemiddelingsgesprek te arrangeren. Dit verwijt behelst een in hoger beroep niet toegelaten uitbreiding van de klacht zoals de raad die heeft geformuleerd, en kan reeds om die reden niet aan de orde komen.
Ten overvloede overweegt het hof dat het nieuwe verwijt naar strekking samenvalt met klachtonderdeel c in zaak 6787, dat inhield dat verweerder geen regeling heeft willen treffen met betrekking tot de openstaande declaraties. Dat klachtonderdeel is in zaak 6787 gegrond verklaard, en kan ook om die reden in de onderhavige zaak niet opnieuw aan de orde komen.
5.3 De slotsom luidt dat de beslissing van de raad bekrachtigd dient te worden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 8 april 2013, onder nummer 12-237.
Aldus beslist op 19 mei 2014 door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, L. Ritzema en G.J. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.