Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:41

Zaaknummer

6293

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak raad. Niet gebleken van minnelijke regeling tijdens gesprek bij deken, die op schrift gesteld is en door partijen ondertekend.

Uitspraak

Beslissing van 7 januari 2013

in de zaak 6293

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 5 december 2011, onder nummer 11-95, aan partijen toegezonden op 5 december 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdelen a, b en c gegrond zijn verklaard, klachtonderdeel d ongegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd. 

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 januari 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 november 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht luidt als volgt:

a. Verweerder heeft klager niet gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep tegen de uitspraak in te stellen of de zaak aan de civiele rechter voor te leggen;

b. Er bestond duidelijk onenigheid en een inhoudelijk meningsverschil over de aanpak van de zaak;

c. Verweerder heeft klager niet gewezen op de geschillenregeling, zoals opgenomen in de algemene voorwaarden van A;

d. Verweerder heeft zich aan de zaak onttrokken zonder klager duidelijk te informeren en zonder de zaak persoonlijk af te wikkelen.

 3 FEITEN

In overweging 3 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt        uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

4 BEOORDELING

Verweerder formuleert als grief dat klager ten onrechte ontvankelijk is verklaard in zijn klacht. Daartoe wordt aangevoerd dat de deken klager en verweerder heeft uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek dat op 7 april 2011 heeft plaatsgevonden en waarbij een finale regeling is bereikt inhoudende dat de tuchtzaak zou worden gesloten en dat klager een civielrechtelijke zaak tegen A zou kunnen beginnen. Daarop is het klachtendossier door de deken gesloten. Bij brief van 11 april 2011 heeft de deken aan klager geschreven:

“Naar aanleiding van de bespreking die plaatsvond op 7 april jl., bevestig ik u volledigheidshalve dat het klacht dossier thans zal worden gesloten.”

Bij brief van 28 april 2011 heeft klager de deken verzocht de klacht tegen verweerder te heropenen. De deken heeft de zaak vervolgens doorgestuurd aan de raad.

In de beslissing van de raad ligt besloten dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. Het hof is van oordeel dat die beslissing juist is. Klager en verweerder zijn opgeroepen voor een bespreking op 7 april 2011 waar de deken heeft getracht de klachten van klager in der minne te schikken. De deken heeft naar aanleiding van die bespreking meegedeeld dat het dossier zal worden gesloten. Niet is echter gebleken dat er sprake is van een minnelijke schikking welke op schrift is gesteld en welke door klager, verweerder en de deken is ondertekend. Alleen als sprake is van een dergelijke schikking vervalt, zo bepaalt het tweede lid van artikel 46d van de Advocatenwet, de bevoegdheid van klager om de ter kennis brenging van de klacht aan de raad te verlangen.

De grief faalt derhalve.

Voor zover het de in beroep aan de orde zijnde onderdelen a, b en c van de klacht betreft, heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van  klager tegen de beslissing van de raad omtrent die onderdelen van de klacht worden verworpen.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 5 december 2011, gewezen onder nummer 11-95.

 

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.P. Balkema, R. Verkijk en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.AM. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2013.