Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:44

Zaaknummer

6375

Inhoudsindicatie

Gemeenschappelijk advocaat stelt echtscheidingsconvenant op. Klager is onderbedeeld. Zonder dat verweerster heeft geverifieerd of hij deze concessie wel bewust aanvaardde. Verweerster had zich moeten terugtrekken toen bleek van tegenstrijdige belangen. Berisping.

Uitspraak

 

Beslissing van 7 januari 2013

in de zaak 6375

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager

 

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ´s Gravenhage (verder: de raad) van 6 februari 2012, onder nummer R.3720/11.122, aan partijen toegezonden op 7 februari 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerster in beide onderdelen gegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 maart 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 november 2012, waar klager tezamen met zijn raadsman, en verweerster zijn verschenen. Zowel klagers raadsman als verweerster hebben  gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht luidt als volgt:

a. Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld door klager niet op afdoende wijze te informeren en te adviseren omtrent de wederzijdse marges en mogelijkheden en heeft zich tevens er niet van vergewist of hetgeen partijen samen waren overeengekomen ook daadwerkelijk voor beiden duidelijk en hun beider wens was. De advisering is niet schriftelijk geschied;

b. Verweerster heeft zich, daar zij op de hoogte was van de feitelijke situatie van klager, gegeven in de behartiging van tegenstrijdige belangen en kon daardoor het belang  van klager en dat van zijn ex-echtgenote niet blijven behartigen.

4 FEITEN

4.1 Tegen de  door de raad vastgestelde feiten zijn in beroep geen grieven aangevoerd, noch zijn deze in beroep betwist. Het hof zal dan ook van deze feiten uitgaan.

5 BEOORDELING

5.1 Verweerster voert in haar memorie van appel tegen de beslissing van de raad vier grieven aan.

5.2 Grief 1 richt zich tegen het door de raad in overweging 1 van zijn  beslissing geschetste procedureverloop. Het hof begrijpt grief 1 in die zin dat verweerster van oordeel is dat de klacht niet ontvankelijk is ten gevolge van het ontbreken van een dekenonderzoek en het ontbreken van een dekenvisie.

5.3 Het hof kan verweerster hierin niet volgen nu uit de correspondentie tussen de deken, klager en verweerster blijkt dat de deken wel degelijk een onderzoek heeft ingesteld, zij het beperkt nu klager de deken had laten weten geen prijs te stellen op bemiddeling en  had verzocht om de klacht onmiddellijk door te zenden naar de raad.  Voorts overweegt het hof dat het kenbaar maken  van een dekenstandpunt geen door de wet voorgeschreven onderdeel van het dekenonderzoek  is.

5.4 Grief 1 faalt derhalve.

Klachtonderdeel a.

Verweerster heeft tegen de gegrondverklaring  van klachtonderdeel a. door de raad twee grieven aangevoerd die het hof hierna gezamenlijk zal behandelen.

5.5 Het hof stelt daarbij voorop dat voor een advocaat die optreedt als enige advocaat van twee partijen om op hun gemeenschappelijk verzoek een echtscheidingsconvenant op te stellen en een echtscheiding tot stand te brengen, een zware zorgplicht geldt, die ondermeer met zich meebrengt dat hij beide partijen goed voorlicht over hun marges en mogelijkheden en dat hij zich ervan vergewist dat beide partijen een te treffen regeling begrijpen. Indien een partij met minder genoegen neemt dan waarop deze aanspraak kan maken dan dient de advocaat zich ervan te vergewissen dat deze partij begrijpt met minder genoegen te nemen en dat deze partij een dergelijke concessie welbewust aanvaardt.

5.6 Aan deze  zorgvuldigheidseis heeft verweerster niet voldaan. Uit de feiten is gebleken dat klager in het tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant is onderbedeeld  en voorts dat partijen jegens elkaar afstand hebben gedaan van het recht van ontbinding van het convenant. Met het aangaan van dit convenant heeft klager dus met minder genoegen genomen dan waarop hij recht had.

5.7 Verweerster heeft in hoger beroep terecht betoogd dat zij in haar brief van 17 februari 2009 aan klager en diens toenmalige echtgenote, de aan haar gegeven opdracht om hen bij te staan in hun gemeenschappelijk verzoek echtscheiding, heeft bevestigd, maar gelet op de zware zorgvuldigheidseis die geldt indien een advocaat optreedt voor beide partijen in een gemeenschappelijk verzoek echtscheiding, had het op haar weg gelegen om in de opdrachtbevestiging te wijzen op de mogelijkheid dat zich een tegenstrijdig belang zou voordoen. Voorts had het op de weg van verweerster gelegen, nu zij optrad voor beide partijen, om  de toezending van het concept convenant vergezeld te laten gaan van een schriftelijke toelichting, met name over de gevolgen voor klager bij aanvaarding van het concept.  Verweerster heeft dit niet gedaan. Het is aan het hof dan ook niet kunnen blijken dat verweerster zich ervan heeft vergewist dat klager  de strekking van het door hem te sluiten convenant begreep en dat de inhoud daarvan de werkelijke wil van klager weergaf.

5.8 Op grond van het voorgaande verenigt het hof zich met de gegrondverklaring door de raad van klachtonderdeel a.

Klachtonderdeel b.

5.9 Het hof stelt bij de beoordeling van klachtonderdeel b. voorop dat een advocaat zich niet  met de  behartiging van de belangen van twee of meer partijen mag belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is.  

5.10 Verweerster trad op verzoek van klager en diens voormalige echtgenote voor hen beiden op in een gemeenschappelijk verzoek echtscheiding. Verweerster heeft in dat kader enige keren met beide partijen gezamenlijk gesproken. Daarnaast heeft verweerster ook meerdere keren met klager afzonderlijk gesproken. Vast staat dat verweerster in de gesprekken die zij afzonderlijk met klager heeft gevoerd, eenzijdig van klager informatie  heeft ontvangen,  waaronder informatie over mishandeling en het uitoefenen van psychische druk door klagers toenmalige echtgenote. Uit deze informatie, die klager niet naar voren wilde brengen in de gezamenlijke gesprekken tussen hem, zijn toenmalige echtgenote en verweerster, had verweerster behoren te begrijpen dat  de verstandhouding tussen klager en zijn toenmalige echtgenote zodanig conflictueus was dat sprake was  van tegenstrijdige belangen  althans in ieder geval dat een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk was.  Hieraan doet niet af verweersters betoog dat   klagers mededelingen over mishandeling of het uitoefenen van psychische druk door klagers toenmalige echtgenote niet zijn komen vast te staan en dat  het conflict tussen partijen niet zou zien op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap of op de regeling van de overige gevolgen van de echtscheiding.

5.11 Het stond verweerster daarom niet vrij de belangenbehartiging van klager en diens toenmalige echtgenote voort te zetten. Het had op de weg van verweerster gelegen zich terug te trekken als advocaat van ieder van partijen.

5.12 Op grond van vorengaande verenigt het hof zich met de gegrondverklaring door de  raad van klachtonderdeel b.   

Maatregel

Het hof is met eenparigheid van stemmen van oordeel dat, gelet op de ernst van aan verweerster verweten gedragingen, de opgelegde maatregel van enkele waarschuwing niet toereikend is en dat oplegging van de maatregel van berisping passend en geboden is. In zoverre zal de beslissing van de raad worden vernietigd.

Beslissing

Het hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage van 6 februari 2012, doch slechts voor zover daarbij aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende;

- legt  aan verweerster op de maatregel van berisping;

- bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.

 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.G. Vegter-Fieten, W.A.M. van Schendel en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2013.