Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-04-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:93

Zaaknummer

17-570

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing. Betreft klacht tegen handelwijze van de advocaat van de wederpartij van klager. Niet gebleken is dat deze advocaat in dit geval niet mocht afgaan op de informatie van zijn cliënte. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 23 april 2018

in de zaak 17-570

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 september 2017 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 april 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 juli 2017 met kenmerk 2017 KNN057, door de raad ontvangen op 27 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 27 september 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 september 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 2 oktober 2017 door de raad ontvangen op 4 oktober 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 februari 2018 in aanwezigheid van klager.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 oktober 2017, een brief van verweerder van 12 oktober 2017 en een ongedateerde brief van klager met de in die brief genoemde producties die op 2 februari 2018 door de raad is ontvangen.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De voorzitter heeft onvoldoende acht geslagen op de stelling van klager dat verweerder had kunnen en moeten weten dat klager op huwelijkse voorwaarden was gehuwd en dat geen sprake was van een huwelijksgoederengemeenschap. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de voormalige advocaat van klagers ex-echtgenote op 2 juni 2016 een kopie van het concept- verzoekschrift tot echtscheiding heeft gestuurd naar klagers advocaat, waarin staat dat klager en zijn ex-echtgenote op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd. Verweerder was in juni 2016 weliswaar nog niet bij de zaak betrokken maar had dit bij een behoorlijke overdracht van de zaak (in het najaar van 2016 heeft hij de zaak overgenomen) kunnen en moeten weten. Verweerder heeft dan ook ten onrechte maritaal beslag gelegd op de betaalrekening van klager.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerder komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde. 

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad stelt vast dat klager heeft aangevoerd dat het gaat om een concept- verzoekschrift tot echtscheiding. Niet gebleken is dat dit concept bij de rechtbank is ingediend in de periode dat de belangen van klagers ex-echtgenote door haar voormalige advocaat werden behartigd. Ook overigens is niet komen vast te staan dat verweerder van dit concept heeft kennis genomen toen hij de zaak in het najaar van 2016 overnam, wat niet onaannemelijk is omdat een advocaat niet gehouden is om bij overdracht van een  dossier aan een opvolgend advocaat ook alle concepten toe te sturen. Derhalve mocht verweerder afgaan op wat zijn cliënte hem heeft meegedeeld. De voorzitter heeft bij de beoordeling dan ook de juiste maatstaf toegepast en voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. F. Klemann en M.J.J.M. van Roosmalen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2018.

 

griffier                                                    voorzitter

 

Verzonden d.d. 23 april 2018.