Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-04-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2018:98
Zaaknummer
16-1167
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet inzake klacht tegen de deken.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 16 april 2018
in de zaak 16-1167
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 13 maart 2017 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder, in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 6 september 2015 heeft klaagster zich bij het Hof van Discipline beklaagd over verweerder. Bij beslissing van 18 september 2015 heeft het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken in het arrondissement Gelderland.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 december 2016, met kenmerk K 15/DH01, door de raad ontvangen op 15 december 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 13 maart 2017 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 maart 2017 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 6 april 2017, door de raad ontvangen op 7 april 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 januari 2018 in aanwezigheid van klaagster en de gemachtigde van verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 6 april 2017.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op, behoudens de opmerking dat de voorzitter van een onjuiste datum is uitgegaan waarop klaagster de zaak heeft stopgezet (zie hierna onder 3).
3. VERZET EN VERWEER
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) de voorzitter miskent de bevoegdheden van de deken door vast te leggen dat de deken nergens op heeft gelet;
b) de voorzitter miskent dat verweerder een toezichthouder is met toezichthoudende taken;
c) de voorzitter heeft de door klaagster gemaakte geluidsopname niet als bewijs toegelaten;
d) de voorzitter miskent de strekking van uitsluitingsclausules in testamenten;
e) de voorzitter miskent dat de deken valt onder de tuchtrechtspraak van de Advocatenwet;
f) de voorzitter miskent de ernst van deze zaak: het gehele erfrecht komt door het handelen van verweerder in gevaar;
g) de voorzitter heeft ten onrechte gesteld dat klaagster de zaak in januari 2014 heeft stopgezet, waar dit 2 juli 2013 had moeten zijn;
h) de voorzitter miskent de strekking van het eigendomsrecht.
3.2 Klaagster verzoekt de raad om de geluidsopname alsnog als bewijsstuk toe te laten.
3.3 Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 De raad heeft evenmin kunnen vaststellen dat de voorzitter van een onjuiste datum is uitgegaan ten aanzien van het stopzetten van de opdracht aan mr. K. Uit de e-mail van klaagster van 2 juli 2013 aan mr. K. volgt dat klaagster zijn bevoegdheden “voorlopig” heeft ingetrokken. Dit kan niet worden beschouwd als het (definitief) beëindigen van de opdracht. Bovendien heeft daarna, op 29 november 2013, nog het bemiddelingsgesprek bij verweerder plaatsgevonden waaruit ook volgt dat er (nog) een rechtsverhouding was tussen klaagster en de bewuste advocaat.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, K.F. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 april 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 16 april 2018.