Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:103

Zaaknummer

17-1018

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht dat verweerders - na het speciale verzoek van klager daartoe na zijn arrestatie - hebben geweigerd rechtsbijstand te verlenen aan klager. Klager is in deze klacht (kennelijk) niet-ontvankelijk wegens verjaring resp. ne bis in idem. Klacht dat verweerders klager hebben doorverwezen naar een ander kantoor die de zaak van klager vervolgens hebben ‘verknald’ is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 2 mei 2018

in de zaak 17-1018

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder sub 1

en

verweerder sub 2

hierna samen: verweerders

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 7 december 2018 met kenmerk 2017 KNN162, door de raad ontvangen op 8 december 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Op 4 maart 2014 is klager door de politie gearresteerd. Klager heeft geweigerd gebruik te maken van de diensten van een piketadvocaat.

1.2    Klager heeft de politie gevraagd verweerders te bellen en (één van) hen te vragen klager bij te staan als gekozen raadsman. Verweerders zijn niet ingegaan op het verzoek van klager omdat, zoals zij als reden daarvoor geven, klager geen cliënt is van het kantoor van verweerders.

1.3    Nadat klager in vrijheid is gesteld heeft klager een afspraak gemaakt bij het kantoor van verweerders. Tijdens deze afspraak is klager te woord gestaan door een andere advocaat dan verweerders. Deze advocaat heeft klager gemeld dat geen van de advocaten van het kantoor van verweerders klager wenste bij te staan.

1.4    Verweerder sub 1 heeft klager vervolgens doorverwezen naar advocatenkantoor X.

1.5    Klager heeft vervolgens een klacht ingediend tegen verweerder sub 1 bij de deken over het niet willen verlenen van rechtsbijstand in maart 2014. De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden heeft de klacht bij voorzittersbeslissing van 4 december 2014 (met kenmerk 83/14) kennelijk ongegrond verklaard.

1.6    Bij brief van 2 oktober 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij geweigerd hebben klager rechtsbijstand te verlenen;

b)    zij klager hebben doorverwezen naar advocatenkantoor X, terwijl een van de advocaten daar een zaak van klager bijna heeft ‘verknald’.

Toelichting

2.2    Klachtonderdeel a) Klager erkent eerder een klacht te hebben ingediend maar deze zaak heeft klager niet doorgezet en heeft de Raad van Discipline nooit gehaald. Van verjaring kan geen sprake zijn omdat klager pas sinds kort op de hoogte is van feiten die hij niet eerder kende. Deze feiten bestaan daarin dat klager kort voor indiening van de klacht kennis nam van een boek waarin verweerder sub 2 heeft gezegd dat iedereen recht heeft op hulp bij zijn verdediging, ongeacht de verdenking. Verweerders hebben klager op 5 maart 2014 laten zitten en niets ondernomen om hem te helpen. Verweerders hebben klager hiermee gediscrimineerd.

2.3    Klachtonderdeel b) omdat zij hem hebben doorverwezen naar advocatenkantoor X terwijl een van de advocaten aldaar een zaak van klager heeft verpest.

2.4    Op grond van het voorgaande zijn verweerders medeschuldig aan het frustreren van de rechtsgang voor klager.

 

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.2    Klager heeft al eerder dezelfde klachten ingediend. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht. Indien en voor zover klager wel kan worden ontvangen in zijn klacht, betwisten verweerders tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Het staat verweerders vrij om iemand al dan niet als cliënt te accepteren (klachtonderdeel a). Verweerders hebben klager bij wijze van service doorverwezen naar advocatenkantoor X (klachtonderdeel b).  

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Het meest verstrekkende verweer van verweerders ziet op de niet-ontvankelijkheid van de klacht van klager. De voorzitter zal eerst dit verweer beoordelen.

4.2    Ook in tuchtrechtelijke procedures geldt het zogenaamde ne bis in idem-beginsel. Dat betekent dat dezelfde klacht niet tweemaal ter beslissing kan worden voorgelegd. Klachtonderdeel a is inhoudelijk gelijk aan de eerdere klacht van klager tegen verweerder sub 1 over – kort gezegd – het weigeren van rechtsbijstand na zijn arrestatie op 5 maart 2014. Die klacht is door de voorzitter bij beslissing van 4 december 2014 kennelijk ongegrond verklaard. Of klager tegen die beslissing verzet heeft ingesteld volgt niet uit het klachtdossier maar is in feite niet meer relevant nu door het tijdsverloop inmiddels sprake moet zijn van een onherroepelijke eindbeslissing van de Raad van Discipline waarover niet nog eens kan worden geklaagd. Er zijn geen (nieuwe) feiten gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van het ne bis in idem-beginsel in dit geval. Klager is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht jegens verweerder sub 1.

4.3    Hoewel klager zich in dit verband niet eerder heeft beklaagd over het handelen van verweerder sub 2, oordeelt de voorzitter klager eveneens niet-ontvankelijk in zijn klacht jegens verweerder sub 2 op grond van verjaring. Volgens artikel 46g Advocatenwet verjaart een klacht na een termijn van drie jaar na de dag waarop klager redelijkerwijs bekend was of kon zijn van het verwijtbaar handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft. Vaststaat dat tussen het moment waarop verweerders op 5 maart 2014 hebben laten weten klager niet te zullen bijstaan (en de bespreking van een week later op het kantoor van verweerders) en het indienen van de klacht op 4 oktober 2017 meer dan drie jaren zijn verlopen. Daarmee is de klacht op dit onderdeel (a) verjaard.

4.4    De voorzitter oordeelt klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Of klachtonderdeel b ook is verjaard kan de voorzitter niet beantwoorden nu niet is toegelicht wanneer de doorverwijzing naar advocatenkantoor X precies heeft plaatsgevonden en wanneer klager met de door hem gestelde gevolgen daarvan bekend is geworden. Dit is door klager niet toegelicht. Los van de vraag naar de verjaring geldt dat de doorverwijzing door verweerder sub 1 is gedaan. Voor zover de klacht op dit punt tegen verweerder sub 2 is gericht, mist deze dus feitelijke grondslag en is daarmee reeds kennelijk ongegrond.

4.6    Voor zover de klacht zich richt op verweerder sub 1 geldt dat de voorzitter niet is gebleken van overtreding van enige tuchtrechtelijke norm, zoals overigens ook niet concreet en gemotiveerd is gesteld door klager. Aldus kan niet worden gezegd dat verweerder sub 1 ‘medeschuldig’ is aan de door klager gestelde wanprestaties door de advocaat van advocatenkantoor X, wat daar verder ook van zij. Daarmee dient ook jegens verweerder sub 1 klachtonderdeel b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdeel a jegens verweerder sub 1, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

-    klachtonderdeel a jegens verweerder sub 2, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk;

-    klachtonderdeel b, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 2 mei 2018.

 

griffier                                                                   voorzitter

 

Verzonden d.d. 2 mei 2018.