Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-04-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:91

Zaaknummer

18-233/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat hij klager tijdens de behandeling van de zaken reeds een kopie van alle processtukken en correspondentie heeft toegezonden. Dit neemt echter niet weg dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij, op verzoek zijn (voormalig) cliënt, de processtukken, een kopie van alle correspondentie en andere stukken en waar nodig de originele stukken aan hem overhandigt. In onderhavig geval heeft verweerder aangeboden dit te doen, onder de voorwaarde dat klager de daarmee gepaard gaande kopieerkosten voor zijn rekening neemt. Naar het oordeel van de voorzitter is dit geen onredelijke voorwaarde en heeft verweerder hiermee dus ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarbij geldt dat – zoals verweerder terecht stelt - verweerder er een gerechtvaardigd belang bij heeft om zelf (een kopie van) het dossier te behouden. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  30 april 2018

in de zaak 18-233/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 29 maart 2018 met kenmerk mb/md/17-430-141472, door de raad ontvangen op 30 maart 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Vanaf 2015 heeft verweerder klager in twee verschillende zaken bijgestaan als advocaat. De samenwerking tussen klager en verweerder is in 2016 beëindigd.

1.2 Op 31 oktober 2017 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Hierbij het vriendelijke verzoek aan u om het dossier (…) klaar te maken voor overdracht.

(…) Donderdag 2 november a.s. is het mijn voornemen om op uw kantoor langs te komen om alle stukken in ontvangst te nemen. Indien eerder genoemde datum voor u niet realiseerbaar is, zal de overdracht uiterlijk dinsdag 7 november 2017 dienen plaats te vinden.”

1.3 Op 1 november 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik heb u indertijd van alle correspondentie en processtukken kopieën verstrekt. Welke stukken wenst u daarnaast nog te ontvangen?”

1.4 Op 1 november 2017, later op de dag, heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Het is u bekend dat het hier gaat om alle originele processtukken, inclusief bijlagen.

Deze zijn, zoals u eveneens bekend, eigendom van cliënt. Indien de cliënt erom vraagt, dient de advocaat alle stukken die hij in beheer heeft, te retourneren. De advocaat dient daarbij te handelen zoals het een advocaat betaamt.

Daarom hierbij het verzoek om het complete dossier inclusief alle originele processtukken en bijlagen vanaf donderdag 2 november 2017 09.00 uur klaar te hebben liggen voor overdracht op uw kantoor.”

1.5 Op 4 november 2017 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Het dossier (…) incl. alle originele stukken en bijlagen zal a.s. dinsdag 7 november om 13.00 uur bij u op kantoor door mij worden afgehaald. Indien u onverhoopt persoonlijk niet aanwezig kunt zijn, hierbij het verzoek de stukken achter te laten bij uw assistent(e) (…).”

1.6 Op 7 november 2017 heeft klager een bezoek gebracht aan het kantoor van verweerder. Op 8 november 2017 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Uw opstelling en werkwijze ten aanzien van de vooraf aangekondigde overdracht van het dossier (…) op dinsdag 7 november 2017 om 13.00 uur bij u op kantoor (lees: geen overdracht) heeft mij negatief verrast.

Op genoemde datum en tijdstip was u niet aanwezig op uw kantoor. (…)”

1.7 Op 9 november 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Onderstaand de email die ik u al op 1 november jl. zond. De inhoud spreekt voor zich dunkt mij.”

1.8 Op 9 november 2017, later op de dag, heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Hierbij het verzoek per ommegaande de kantoorklachtenregeling van uw kantoor mij toe te zenden.

Ondanks dit verzoek krijgt u desondanks hierbij de laatste mogelijkheid tot overhandigen van het complete dossier (…) inclusief alle originele processtukken, bijlagen en correspondentie op onderstaand genoemde datum, tijdstip en locatie. (voor de volledigheid: 10 november 2017 12.00 uur kantoor [verweerder])”

1.9 Op 10 november 2017 heeft klager weer een bezoek gebracht aan het kantoor van verweerder. Op 18 november 2017 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Vrijdag 10 november 2017 heeft er helaas opnieuw geen overdracht plaatsgevonden van het dossier (…) inclusief alle originele stukken en correspondentie.

Ondanks dat u aanwezig was op uw kantoor, heeft u bij monde van de receptioniste (…) mij laten weten geen medewerking hieraan te willen verlenen. Ook was u niet bereid mij persoonlijk te woord te staan.

Het op 9 november 2017 opgevraagde kantoorklachtenregeling van uw kantoor heeft u eveneens niet overhandigd noch aangegeven waarom u dit niet op mijn verzoek heeft gedaan.

Bovenstaande en voorgaande gebeurtenissen resulteren in een (triest) balans van vijf verzoeken en twee bezoeken zonder resultaat.”

1.10 Bij brief van 18 november 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, ondanks de herhaalde (schriftelijke) verzoeken van klager, het dossier met daarin originele processtukken met bijlagen en overige correspondentie niet aan klager heeft geretourneerd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat hij tijdens de behandeling van de zaken alle processtukken en correspondentie reeds in kopie aan klager heeft toegezonden. Gezien de omvang van de twee dossiers en het feit dat na sluiting daarvan al twee jaar waren verstreken, kan klager niet van hem verwachten dat hij nogmaals van al die stukken kopieën maakt en aan hem toestuurt. In reactie op de klacht heeft verweerder zich bereid verklaard alsnog het originele dossier of een kopie daarvan aan klager te verstrekken, onder de voorwaarde dat klager de kopieerkosten voor zijn rekening neemt. Verweerder stelt dat hij in elk geval een kopie van de stukken onder zich zal moeten houden, voor het geval hij zich moet verweren in een klachtzaak of aansprakelijkheidszaak.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat hij klager tijdens de behandeling van de zaken reeds een kopie van alle processtukken en correspondentie heeft toegezonden. Dit neemt echter niet weg dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij, op verzoek zijn (voormalig) cliënt, de processtukken, een kopie van alle correspondentie en andere stukken en waar nodig de originele stukken aan hem overhandigt. In onderhavig geval heeft verweerder aangeboden dit te doen, onder de voorwaarde dat klager de daarmee gepaard gaande kopieerkosten voor zijn rekening neemt. Naar het oordeel van de voorzitter is dit geen onredelijke voorwaarde en heeft verweerder hiermee dus ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarbij geldt dat – zoals verweerder terecht stelt - verweerder er een gerechtvaardigd belang bij heeft om zelf (een kopie van) het dossier te behouden.

4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 30 april 2018

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 april 2018 verzonden.