Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:115

Zaaknummer

18-068

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing: de voorzitter oordeelt de klachten over de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerder voor klager kennelijk ongegrond. Verweerder heeft bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant in overleg met en in het belang van klager gehandeld.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem - Leeuwarden

van 2 mei 2018

in de zaak 18-068

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 16 januari 2018 met kenmerk 51/17/072, door de raad ontvangen op 18 januari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder staat klager vanaf augustus 2016 bij in een geschil dat klager over partneralimentatie heeft met zijn ex-echtgenote (hierna: de ex-echtgenote), van wie hij op 21 februari 2008 is gescheiden. De ex-echtgenote wordt bijgestaan door mr. R.

1.2    Bij brief van 24 augustus 2016 heeft verweerder namens klager de ex-echtgenote verzocht om beëindiging van de partneralimentatie onder voorwaarden.

1.3    Bij brief van 13 september 2016 heeft mr. R namens de ex-echtgenote gereageerd met een tegenvoorstel tot verlaging van de partneralimentatie. Daarin heeft zij onder meer vermeld ‘Indien partijen geen overeenstemming weten te bereiken, zou cliënte nog gedurende 41 maanden een bedrag van € 1.646,00 ofwel € 67.486,00, nog te vermeerderen met de wettelijke indexering ontvangen.’

1.4    Bij e-mail van 29 september 2016 heeft verweerder namens klager het tegenvoorstel van mr. R. geaccepteerd en daartoe een concept-convenant opgesteld. Daarin is onder punt 4. opgenomen:

“Partijen zijn met het oog daarop overeengekomen dat de beschikking van 23 juli 2008 zaaknummer 135080/FA RK 07-253, met ingang van 1 november 2016 wordt gewijzigd en de alimentatie tot de einddatum, 21 februari 2020, € 1.125 bruto per maand zal bedragen.”

1.5    Bij e-mail van 19 oktober 2016 heeft mr. R. een aangepast concept-convenant geretourneerd en daarin onder punt 4. vermeld:

“Partijen zijn met het oog daarop overeengekomen dat de beschikking van 23 juli 2008 zaaknummer 135080/FA RK 07-253, met ingang van 1 november 2016 wordt gewijzigd in die zin dat de alimentatie vanaf die datum € 1.125 bruto per maand zal bedragen, welk bedrag voor het eerst zal worden geïndexeerd met ingang van 1 januari 2017.”

1.6    Bij e-mail van 19 oktober 2016 heeft verweerder klager onder meer als volgt geschreven:

“Gisteren heb ik nog even telefonisch contact gehad met [mr. R.] en wij beiden vinden het niet nodig het via de rechtbank te regelen. Zoals eerder aangegeven lijkt mij dat zij daar meer belang bij heeft dan jij, dus we doen het in onderling overleg.”

1.7    Bij e-mail van 21 oktober 2016, 7.23 uur, heeft klager verweerder onder meer als volgt bericht naar aanleiding van het aangepaste concept-convenant:

“de datum van beëindiging onder punt 4. is weggevallen/weggehaald. Omdat gesproken wordt van DE alimentatie, lijkt me dat een verwijzing naar punt 2. En dus geen probleem. En zelfs een voordeel omdat nu eerder eventueel nog gewijzigd kan worden. Het lijkt me goed zo.” en “(…) Dan is het goed zo.”

1.8    Bij e-mail van 21 oktober 2016, 10.05 uur, heeft verweerder mr. R. onder meer als volgt bevestigd:

“Mijn cliënt wees mij er op dat u niet alleen de indexering heeft opgenomen, maar ook de einddatum heeft verwijderd. Ik had dat ook graag even gemeld gezien. In het licht van de in uw brief van 13 september genoemde 41 maanden lijkt mij dat verder niet bezwaarlijk, zodat u de getekende overeenkomst kunt toesturen. Ik zal die dan vervolgens door de heer [J.] en ondergetekende gesigneerd retourneren.”

1.9    Nadien heeft klager verweerder gemeld het convenant niet te willen ondertekenen en is tussen klager en verweerder nog enige correspondentie gevolgd.

1.10    Bij brief van 12 september 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

(a)    niet heeft geconstateerd dat de einddatum van de betalingsverplichting tot partneralimentatie uit het convenant is weggelaten;

(b)    niet met klager heeft overlegd of het convenant akkoord was en zonder klager eerst een concept toe te sturen een bevestigingsmail heeft gestuurd op het convenant;

(c)    in de bevestigingsmail van 21 oktober 2016 heeft verwezen naar de (betekenisloze) brief van 13 september 2016 van de advocaat van de ex-echtgenote en dat die brief iets anders weergeeft dan wat verweerder suggereert;

(d)    de tekst van het convenant niet duidelijker heeft willen formuleren;

(e)    het convenant niet door de rechtbank heeft laten bekrachtigen.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1    De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2    Klager verwijt verweerder in deze klachtonderdelen dat hij niet heeft geconstateerd dat de einddatum van de betalingsverplichting tot partneralimentatie in het door mr. R. aangepaste concept-convenant was weggelaten en dat verweerder alvorens zijn bevestiging aan mr. R. te sturen niet met klager heeft overlegd of een concept-reactie aan hem heeft gestuurd.

4.3    De voorzitter overweegt dat verweerder weliswaar niet betwist dat hij het weglaten van de einddatum niet zelf heeft opgemerkt, maar dat klager hierdoor niet in zijn belang is geschaad. Uit de e-mail van 21 oktober 2016 van klager aan verweerder (zie hiervoor, 1.7) blijkt immers dat klager wist dat de einddatum uit het convenant was gehaald, dat hij dat prima vond en dat hij daar zelfs een voordeel in zag omdat de partneralimentatie dan nog eventueel eerder gewijzigd zou kunnen worden. Verweerder mocht afgaan op de inhoud van die e-mail van klager. Verweerder heeft eerst na inachtneming van deze reactie - en onder verwijzing naar de in de brief van 13 september 2016 genoemde periode van 41 maanden - een bevestiging aan mr. R. verstuurd. Verweerder heeft zich daardoor niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen. Klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    De voorzitter overweegt dat verweerder in de bevestigingsmail van 21 oktober 2016 aan mr. R. (zie hiervoor, 1.8) erop heeft gewezen dat zij zonder nadere vermelding de einddatum van de alimentatieverplichting uit het convenant had verwijderd. Voorts heeft verweerder aangegeven dat hem dat niet bezwaarlijk voor kwam in het licht van de door mr. R. in haar brief van 13 september 2016 genoemde periode van 41 maanden. De voorzitter is - anders dan klager - van oordeel dat de verwijzing van verweerder in zijn bevestigingsmail naar de inhoud van de brief van 13 september 2016 relevant is. Uit deze verwijzing, in samenhang bezien met de gang van zaken in aanloop naar het opstellen van het convenant en tezamen met de inhoud van het convenant, in een later stadium, volgt – ook in een eventueel geschil over de einddatum van de betalingsverplichting – in voldoende mate dat de wederzijdse bedoeling van partijen bij het convenant was dat de ook de afgesproken nieuwe (verlaagde) alimentatieverplichting in tijd beperkt zou zijn tot die termijn van 41 maanden. Daarbij is van belang dat met die termijn, naar de voorzitter begrijpt, de periode van 12 jaar wordt volgemaakt die in artikel 1:157 BW is voorgeschreven als de maximale termijn waarbinnen een verplichting tot betaling van alimentatie aan een ex-echtgenoot in beginsel duurt. Evenmin is anderszins gebleken dat verweerder de inhoud van de brief van 13 september 2016 anders heeft weergegeven. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    De voorzitter begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat klager meent dat verweerder alsnog de einddatum van de alimentatieverplichting in het convenant had moeten opnemen. De voorzitter is van oordeel dat dit klachtonderdeel, mede in het licht van de e-mail van 21 oktober 2016 van klager aan verweerder en de verdere correspondentie tussen klager en verweerder zoals dat uit het klachtdossier blijkt, onvoldoende gemotiveerd is en reeds daarom kennelijk ongegrond.  

Ad klachtonderdeel e)

4.6    De voorzitter overweegt dat verweerder heeft aangevoerd dat hij het opnemen van het convenant in een beschikking niet noodzakelijk acht omdat de ex-echtgenote meer belang dan klager zou hebben bij een executoriale titel (ter inning van mogelijk achterstallige alimentatie), en voorts dat hij klager niet onnodig op kosten heeft willen jagen. De voorzitter overweegt dat - daargelaten dat voor de bekrachtiging van het convenant door de rechtbank een door partijen ondertekend convenant is vereist, waaraan klager niet heeft willen meewerken - uit het klachtdossier niet is gebleken dat klager eerder dan bij het indienen van de onderhavige klacht te kennen heeft gegeven het oneens te zijn met hetgeen verweerder hem in de e-mail van 19 oktober 2016 hierover heeft bericht. De voorzitter vermag dan ook niet in te zien dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. R. A. Steenbergen, voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 2 mei 2018.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Verzonden d.d. 2 mei 2018