Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:94

Zaaknummer

170297

Inhoudsindicatie

Niet is gebleken dat advocaat zich onvoldoende voor zijn cliënt heeft ingespannen. Advocaat heeft zijn cliënte herhaaldelijk voorgehouden dat de verleende toevoeging na verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap kon worden ingetrokken. Toezending van de declaratie bij afwikkeling van de zaak, maar nog voordat de toevoeging definitief is ingetrokken is niet wenselijk, maar onder vermelde omstandigheden niet dusdanig verwijtbaar dat dit de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing van de raad.

Uitspraak

Beslissing

van 14 mei 2018

in de zaak 170297

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 9 oktober 2017, onder nummer 17-187/DB/ZWB, aan partijen toegezonden op 9 oktober 2017, waarbij de klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:177.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 november 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder van 20 november 2017;

-    de brief van klaagster van 18 februari 2018.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 maart 2018, waar klaagster met haar gemachtigde en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder niet partijdig genoeg was;

2.    verweerder klaagster onheus heeft bejegend;

3.    verweerder slordig is omgegaan met gegevens van klaagster;

4.    verweerder een declaratie aan klaagster heeft toegestuurd terwijl aan klaagster een toevoeging was verleend;

5.    de declaratie van verweerder te hoog was.

Klaagster heeft ter toelichting het volgende naar voren gebracht:

3.2    Verweerder werkte tijdens de echtscheidingsprocedure vooral samen met de ex-echtgenoot van klaagster en zijn advocaat. Verweerder heeft regelmatig afspraken met de wederpartij gemaakt zonder klaagster daarin te betrekken. Klaagster werd regelmatig voor het blok gezet. Zo heeft verweerder haar geadviseerd ermee in te stemmen dat haar ex-echtgenoot de hypotheek moest betalen in plaats van kinderalimentatie. In de beschikking staat dat de procedure omtrent de alimentatie pas na de verkoop van de woning wordt gestart, waardoor de kosten voor klaagster oplopen. In de beschikking staat voorts dat klaagster afzag van haar recht op partneralimentatie, terwijl dit niet het geval is.

3.3    De ex-echtgenoot van klaagster heeft het kindgebonden budget over 2015 ontvangen en behouden. Verweerder heeft hiertegen niets ondernomen.

3.4    Verweerder heeft klaagster gedwongen aanvraagformulieren betreffende de afkoop van aan de hypotheek gekoppelde polissen en levensverzekeringen  en de akte van berusting te ondertekenen.

3.5    Verweerder heeft klaagster weerhouden om aangifte te doen van diefstal van haar sierraden door haar ex-echtgenoot.

3.6    Verweerder heeft nagelaten de verkoop van een chalet door de ex-echtgenoot van klaagster in de verdeling te betrekken.

3.7    Verweerder heeft emailcorrespondentie naar het gezamenlijke emailadres van klaagster en haar ex-echtgenoot verzonden, terwijl zij had gevraagd deze naar haar privé emailadres te sturen.

3.8    Verweerder is de originele factuur d.d. 4 maart 2015 inzake het van recreatiepark X retour te ontvangen staangeld kwijt geraakt en heeft een onvolledig dossier naar de opvolgend advocaat doorgezonden.

3.9    Verweerder heeft zich tijdens telefoongesprekken neerbuigend jegens klaagster uitgelaten.

3.10    Verweerder heeft zijn werkzaamheden bij brief dd. 21 april 2016 bij klaagster in rekening gebracht, terwijl de toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand nog niet was ingetrokken. Verweerder heeft bovendien een veel te hoog bedrag in rekening gebracht. Verweerder heeft zijn werkzaamheden erg vaag omschreven. Er is geen sprake van een specificatie. Verweerder had klaagster eerder op de hoogte moeten brengen van de hoge kosten, waardoor klaagster bepaalde (simpele) werkzaamheden zelf had kunnen verrichten waardoor kosten bespaard waren. 

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 9 oktober 2017, onder nummer 17-187/DB/ZWB.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. G.J. Visser, W.A.M. van Schendel, A.A.H. Zegers en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018.

            

griffier                        voorzitter            

De beslissing is verzonden op 14 mei 2018.