Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:153

Zaaknummer

6522

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak Raad, geen ongeoorloofde druk tot akkoord met regeling. Advocaat dient in letselschadezaak mogelijke pensioenschade aan de orde te stellen. Waarschuwing

Uitspraak

beslissing van 24 mei 2013

in de zaak 6522

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 2 juli 2012, onder nummer B 3-2012, aan partijen toegezonden op 4 juli 2012, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder onderdeel 1 ongegrond en onderdeel 2 van de klacht gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder LJN YA3304.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 20 juli 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 augustus 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.3 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 maart 2013, waar klager, vergezeld van A., en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

1. verweerder klager, tijdens onderhandelingen in een letselschadezaak in december 2008, onder druk heeft gezet om akkoord te gaan met een schikking waarmee hij eigenlijk niet akkoord wilde gaan;

2. verweerder de pensioenschade van klager ten onrechte niet in die onderhandelingen heeft betrokken.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadezaak en namens klager de onderhandelingen met X. gevoerd.

4.2 Verweerder heeft klager bij brieven van 1 september en 26 november 2008 schriftelijk geadviseerd. Op 11 december 2008 heeft op het kantoor van verweerder een gesprek met een vertegenwoordiger van X. plaats gevonden. Bij dat gesprek was behalve klager, onder anderen, ook voornoemde Reuvers aanwezig. Op 12 december 2008 heeft verweerder onder verwijzing naar deze bespreking aan klager uitvoerig uiteengezet, welke nadelen waren verbonden aan het niet accepteren van het uiteindelijke bod van X.. Verweerder heeft de brief afgesloten met:

”(…) Ik heb u aangegeven dat ik inschat dat gelet op uw benaderingswijze dat wil zeggen enerzijds een aanzienlijk hoger bedrag en anderzijds zo spoedig mogelijk een regeling in der minne vanwege de psychische druk ik er niet in zal slagen om op korte termijn voor u een regelingsresultaat te bereiken dat voor u acceptabel is.

Ik adviseer u om die reden een second opinion in te winnen bij een andere advocaat. Mocht u dan in die advocaat meer vertrouwen hebben dan in mijn aanpak dan zal ik dat respecteren en zal ik het dossier op uw verzoek aan die volgende belangenbehartiger toesturen (…).”

Van deze gelegenheid heeft klager geen gebruik gemaakt. Hij heeft uiteindelijk ingestemd met een na 11 december 2008 nog verhoogd schikkingsaanbod.

5 BEOORDELING

5.1 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel, tegen de ongegrondverklaring waarvan klager beroep heeft ingesteld, wordt het volgende overwogen. Met de raad, en anders dan klager meent, is het hof van oordeel dat verweerder geen ongeoorloofde druk op klager heeft uitgeoefend om akkoord te gaan met de uiteindelijk voorgestelde regeling. Uit het dossier en hetgeen ter zitting (in hoger beroep) naar voren is gebracht blijkt dat verweerder, wetende dat klager bezwaren had tegen de voorgestelde regeling maar ook in aanmerking nemende dat klager onder psychische druk verkeerde, geadviseerd heeft om met de regeling akkoord te gaan. Verweerder heeft in zijn afwegingen betrokken - en dat ook aan klager laten weten - dat, als klager niet akkoord zou gaan, de kwestie van de medische causaliteit een rol zou gaan spelen, dat de uitkomst daarvan onzeker was en dat het tijd zou kosten om een beslissing te verkrijgen. Verweerder heeft, zoals blijkt uit de hiervoor aangehaalde passage in de brief van 12 december 2008, klager de tijd gegeven om zijn eigen afweging te maken en hem expliciet geadviseerd een second opinion in te winnen. Onder die omstandigheden kan van ongeoorloofde druk niet worden gesproken.

5.2 Wat betreft het tweede klachtonderdeel, tegen de gegrondverklaring waarvan verweerder een grief heeft aangevoerd, wordt het volgende overwogen. Er kan in hoger beroep niet van worden uitgegaan dat bij gemelde bespreking op 11 december 2008 de pensioenopbouw van klager, meer in het bijzonder zijn aanspraak op verdere pensioenopbouw tijdens zijn arbeidsongeschiktheid, ter sprake is gekomen. Evenmin wordt aangenomen dat bij deze gelegenheid X. hierover toezeggingen heeft gedaan. Toch komt het hof tot dezelfde conclusie als de raad heeft gedaan. Een zorgvuldige behartiging van de belangen van de cliënt brengt mee dat in een zaak als deze het belangrijke aspect van (mogelijke) pensioenschade aan de orde wordt gesteld, ook al brengen klager en de wederpartij dat niet ter sprake. De verdere pensioenopbouw kan van groot belang zijn voor de uitkomst van de onderhandelingen, in dit geval temeer daar klager in december 2008 al enige tijd arbeidsongeschikt was en het geen uitgemaakte zaak was dat klager ook in de toekomst, tijdens of na zijn ziekte, op verdere opbouw kon rekenen.

5.3 De slotsom is dat de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd, zij het met een enigszins andere motivering ten aanzien van het tweede klachtonderdeel.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 2 juli 2012, onder nummer B 3-2012.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, J.C. van Oven en W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2013.