Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:6
Zaaknummer
7196
Inhoudsindicatie
Verweerster bracht aan taxatierapport in de echscheidingsprocedure, dat zij onder het beding van vertrouwelijkheid had verkregen in een mediation, waarin zij zelf voor geheimhouding had getekend.gegrond, waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 12 januari 2015
in de zaak 7196
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van 2 juni 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (verder: de raad), onder nummer OB 267-2013, aan partijen toegezonden op 3 juni 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster gegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:136.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op
1 juli 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 november 2014, waar klager en verweerster zijn verschenen, verweerster bijgestaan door mr. X.. Laatstgenoemde heeft gepleit aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. In strijd met de overeengekomen geheimhoudingsplicht een door klager in een mediation ingebracht taxatierapport als bijlage heeft gevoegd bij een verzoekschrift tot echtscheiding;
2. Geweigerd heeft tot intrekking van het verzoekschrift over te gaan.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Klager en zijn (ex-)echtgenote zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geweest. Verweerster treedt als advocaat op voor de (ex-)echtgenote van klager. Op 28 juni 2013 heeft verweerster namens haar cliënte een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. Voorafgaand daaraan hebben klager en zijn voormalig echtgenote een mediationtraject doorlopen. Aanvankelijk nam verweerster samen met haar cliënte deel aan de mediationgesprekken, later voerde verweerster deze gesprekken alleen met de mediator en klager. In dat kader heeft ook verweerster een geheimhoudingsverklaring getekend.
4.2 Tijdens de mediation heeft klager een taxatierapport over een aantal auto’s aan de mediator en verweerster overhandigd. Klager heeft daarbij per e-mail uitdrukkelijk aangegeven dat het een vertrouwelijk stuk betrof, als bedoeld in artikel 6.4 van de mediationovereenkomst.
4.3 Verweerster heeft in het verzoek tot echtscheiding melding gemaakt van het taxatierapport voornoemd en heeft het als productie in het geding gebracht. Klager heeft daartegen kort na indiening van het verzoekschrift, op 3 juli 2013, bezwaar gemaakt en heeft verweerster gewezen op de door haar getekende geheimhoudingsverklaring. Verweerster heeft op 4 juli 2013 een gewijzigd verzoek tot echtscheiding ingediend, waarin de verwijzing naar het taxatierapport niet meer voorkomt. De producties zijn omgenummerd. Klager heeft verweerster op 4 juli 2013 bericht niet te kunnen instemmen met de wijziging van het verzoekschrift. Hij heeft verweerster verzocht het verzoek onvoorwaardelijk in te trekken. Aan dat verzoek heeft verweerster geen gevolg gegeven.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft beide klachtonderdelen gegrond verklaard. Met betrekking tot klachtonderdeel 1 heeft de raad – samengevat - overwogen dat verweerster het taxatierapport niet als productie bij het verzoek tot echtscheiding in het geding had mogen brengen gelet op de getekende geheimhoudingsverklaring. Met betrekking tot klachtonderdeel 2 overweegt de raad dat het op de weg van verweerster had gelegen het verzoekschrift in te trekken omdat alleen op die wijze de schending van de geheimhoudingsplicht volledig ongedaan zou zijn gemaakt.
5.2 Verweerster stelt in hoger beroep dat de raad de klachten niet heeft getoetst aan de vaste jurisprudentie van het hof ten aanzien van de kernwaarden waaraan een advocaat heeft te voldoen, voorbij is gegaan aan de erkenning van klager dat zijn persoonlijke belangen niet zijn geschaad en geen belang heeft gehecht aan het feit dat klager geen schade heeft geleden. Tot slot heeft de raad geen aandacht besteed aan het feit dat klager zelf in de echtscheidingsprocedure de aandacht op het betreffende taxatierapport heeft gevestigd. Klager heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.3 Het hof overweegt als volgt. Bij de beoordeling van de klacht stelt het hof voorop dat de geheimhoudingsverplichting op onaanvaardbare wijze aan waarde zou inboeten, indien het de advocaat steeds vrij zou staan om, naar eigen goeddunken op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang van de cliënt meebrengt, en zonder daarin de wederpartij te kennen, te bepalen dat gebruik zal worden gemaakt van de (ook voor de rechter geheim te houden) stukken uit de mediation. Op dit uitgangspunt kunnen in bijzondere omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. De vraag of zodanige uitzondering zich voordoet, kan evenwel eerst in overweging worden genomen als de advocaat voorafgaande aan het in geding brengen van de stukken uit de mediation de wederpartij daarvan op de hoogte heeft gebracht en om overleg heeft gevraagd. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, kan de deken worden geconsulteerd en om bemiddeling gevraagd. Dit alles heeft verweerster nagelaten. Onder deze omstandigheden heeft verweerster door zonder vooroverleg met klager het taxatierappport in het geding te brengen, gehandeld zoals een goed advocaat niet betaamt. Dat klager geen schade heeft geleden en zelf in een later stadium van de procedure de aandacht op het taxatierapport heeft gevestigd, doet aan het voorgaande niet af. Evenals de raad acht het hof klachtonderdeel 1 gegrond.
5.4 Met betrekking tot klachtonderdeel 2 komt het hof tot een andere afweging dan de raad. Verweerster stelt dat het in het belang van haar cliënte was om het verzoek tot echtscheiding niet in te trekken zoals door klager op 3 juli 2013 verzocht. Klager heeft niet weersproken dat zijn (ex-)echtgenote niet meer in aanmerking zou komen voor diverse heffingskortingen indien het verzoekschrift na 1 juli 2013 zou worden ingediend. Door onder die omstandigheden het op 28 juni 2013 ingediende verzoekschrift niet in te trekken maar zodanig te wijzigen dat er geen verwijzing meer instond naar het gewraakte taxatierapport, heeft verweerster op adequate wijze gereageerd op het verzoek van klager. Dat de rechter bij de beoordeling van een zaak acht zal slaan op een stuk waarvan de indiener heeft verklaard dat dit geen onderdeel meer uitmaakt van de processtukken, is niet aannemelijk. Het hof zal klachtonderdeel ongegrond verklaren.
5.5 Aan verweerster is de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd. Het hof ziet in de ongegrondbevinding van klachtonderdeel 2 geen aanleiding daarover anders te oordelen. De gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 rechtvaardigt de door de raad opgelegde maatregel.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van 2 juni 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch onder nummer OB 267-2013, voor zover daarin klachtonderdeel 2 gegrond is verklaard;
- bekrachtigt vernoemde beslissing voor het overige.
Aldus gewezen op 7 november 2014 door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, R. Verkijk, A.J. Louter en T.H. Tanja-van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2015.