Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:105

Zaaknummer

6526

Inhoudsindicatie

Appel ontvankelijk nu beslissing raad naar oud adres is gestuurd. Verstrekking informatie aan gemeente in verband met bijzondere bijstand in dit geval niet in strijd met geheimhoudingsplicht. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 juni 2013

in de zaak 6526

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 11 juni 2012, onder nummer R.3843/11.245, aan partijen via Falk toegezonden op 13 juni 2013 en op 18 juli 2012 aangetekend aan verweerder toegezonden, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 juli 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van mr. X., gemachtigde van klager van 27 september 2012;

- de telefoonnotitie van de griffie van het hof van 4 september 2012, van de inhoud waarvan partijen bij schrijven 18 september 2012 op de hoogte zijn gesteld.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 april 2013, waar klager en zijn gemachtigde mr. X., alsmede verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij zonder klagers wetenschap en toestemming naar aanleiding van een verzoek om informatie van de gemeente Rotterdam betreffende de hoogte van een door klager ingeleverde nota van verweerder de gemeente van informatie over klager heeft voorzien. Klager is van mening dat verweerder in strijd met zijn beroepsgeheim heeft gehandeld door privé gegevens over klager aan de gemeente te verstrekken. Klager verwijt verweerder dat hij naast de toevoeging en de hoogte van het griffierecht ook persoonlijke zaken zoals het overlijden van de echtgenote van klager met een medewerker van sociale zaken en werkgelegenheid heeft besproken.

4 FEITEN

4.1 De door de raad vastgestelde feiten zijn niet betwist met uitzondering van hetgeen is vastgesteld onder punt 2.3 nu niet verweerder maar klager de bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Het hof gaat aldus verbeterd uit van de navolgende door de raad vastgestelde feiten:

a. Verweerder is als advocaat voor klager opgetreden in een civiele kwestie.

b. Klager heeft bij de Afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Rotterdam bijzondere bijstand aangevraagd voor advocaatkosten.

c. Bij brief van 20 januari 2011 heeft verweerder aan de gemeente Rotterdam voor zover in deze relevant geschreven:

Daar de aanvraag voor bijzondere bijstand van cliënt afgewezen is omdat u in afwachting was van de civiele toevoeging, verzoek ik u hierbij de aanvraag voor bijzondere bijstand te herzien en mijn declaratie te voldoen.

d. Bij brief van 22 maart 2011 heeft de gemeente Rotterdam aan klager voor zover hier relevant geschreven:

(…) U schrijft mij dat SoZaWe zonder uw toestemming contact heeft opgenomen verweerder (red.) over uw zaak en de daarbij komende kosten.

Volgens SoZaWe had u bijzonder bijstand aangevraagd voor advocaatkosten en is contact opgenomen met verweerder (red.) over de hoogte van een door u ingeleverde nota. Ik begrijp dat u hiermee moeite heeft. Het staat SoZaWe echter vrij om deze informatie op te vragen. Het had voor de hand gelegen om dit bij u te doen. Dit is niet gebeurd en de informatie is gevraagd aan verweerder (red.). Het had op de weg van verweerder (red.) gelegen om te beoordelen of de vragen vallen onder het beroepsgeheim.

Ik kan u niet adviseren in de zaak tussen u en verweerder (red.). U geeft in uw brief aan dat u een afspraak heeft met de Deken om uw onvrede over verweerder (red.) te uiten. Dit is de goede weg.

e. Bij brief van 7 juni 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De ontvankelijkheid

Uit de stukken en de nadere toelichting van verweerder ter zitting van het hof is genoegzaam komen vast te staan dat de op 23 juni 2012 via Falk aan verweerder toegezonden beslissing is bezorgd door deponering van het poststuk in de brievenbus van het oude en op dat moment leegstaande kantoorpand van klager. Er kan niet vanuit worden gegaan dat dit stuk klager (tijdig) heeft bereikt. Naar het oordeel van het hof had verweerder er ook geen rekening mee hoeven houden dat de beslissing van de raad naar dit adres zou worden gestuurd. De raad was op de hoogte van de praktijkbeëindiging van verweerder en beschikte over het postbusnummer van verweerder, welk postbusnummer overigens ook op het poststuk stond vermeld. Het hof gaat voor het bepalen het begin van de beroepstermijn dan ook niet uit van 23 juni 2012 maar van 18 juli 2012, zijnde de dag waarop de beslissing aangetekend aan verweerder is verzonden. Het beroepschrift van verweerder is derhalve tijdig op 24 juli 2012 ter griffie van het hof ingekomen zodat verweerder ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

5.2 De inhoudelijke beoordeling

Het hoger beroep van verweerder richt zich tegen de overweging van de raad dat verweerder jegens klager zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door informatie te verstrekken aan de gemeente Rotterdam en de vaststelling van de raad dat de klacht  van klager gegrond is.

Vast staat dat verweerder aan de gemeente Rotterdam in het kader van de terzake door klager aangevraagde bijzondere bijstand op verzoek van de gemeente Rotterdam gegevens heeft verstrekt betreffende de verkrijging van een toevoeging en de hoogte van het op basis daarvan verschuldigde griffierecht. De gemeente was door klager schriftelijk gemachtigd terzake bij derden informatie in te winnen. 

Anders dan de raad is het hof van oordeel dat in de gegeven situatie de door verweerder aan de gemeente Rotterdam verstrekte informatie inhoudende dat een toevoeging is verleend inclusief de hoogte van het op basis daarvan verschuldigde griffierecht niet valt onder de geheimhoudingsplicht van verweerder, nu klager zelf de gemeente uitdrukkelijk had gemachtigd die informatie op te vragen. Dat het wellicht beter was geweest indien verweerder, voor hij de informatie verschafte, contact zou hebben opgenomen met klager maakt niet dat het handelen van verweerder in deze tuchtrechtelijk verwijtbaar is. 

Dat zijdens verweerder informatie over klager van persoonlijke aard aan de gemeente Rotterdam is verstrekt, wordt door verweerder betwist. Het hof heeft noch op basis van de stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen kunnen vaststellen dat verweerder persoonlijk informatie klager betreffende heeft verstrekt.

5.3 Vorenstaande leidt ertoe dat de klacht van klager ongegrond is en de beslissing van de raad dient te worden vernietigd.

 

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart verweerder ontvankelijk in het hoger beroep;

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort    ‘s Gravenhage van 11 juni 2012, genomen onder nummer R.3843/11.245;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klacht van klager ongegrond.

                        

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Loo en W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2013.