Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:173

Zaaknummer

7013

Inhoudsindicatie

Uitlatingen in de pers niet onnodig grievend. Verweerder stond cliënt bij die zware beschuldigingen ten stelligste betwistte. Vestrekken gegevens van klagers aan deskundige met eigen beroepsgeheim geoorloofd. Geen rechtstreeks belang voor klacht over rechtstreeks contact met een ander dan klagers. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 mei 2014

in de zaak 7013

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 9 december 2013, onder nummer 13-175A, aan partijen toegezonden op 9 december 2013, waarbij van een klacht van klagers tegen verweerder klachtonderdelen a, b, c en e ongegrond zijn verklaard en klagers in klachtonderdeel d niet-ontvankelijk zijn verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2013:193

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 januari 2014 ter griffie van het hof ontvangen. Het beroepschrift is voor klagers ingediend door mr. X..

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief d.d. 22 januari 2014 van mr. X., waarin zij (voor zover hier van belang) mededeelt zich als gemachtigde van klagers te onttrekken;

- de email van klagers aan het hof d.d. 24 januari 2014;

- de e-mail van verweerder aan het hof van 20 februari 2014;

- de brief van klagers aan het hof d.d. 21 februari 2014 met  pleitnotities en 13 producties en een machtiging van klagers aan echtgenote van klager sub 1 om namens klagers op te treden;

- de e-mail d.d. 5 maart 2015 met bijlagen van mr. B. namens verweerder aan het hof.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 maart 2014, waar klager sub 1 en zijn gemachtigde mevrouw (van klager sub 1), en verweerder vergezeld door mr. B. zijn verschenen. De gemachtigde van klagers heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHTEN

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang,  in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in twee krantenartikelen onnodig grievende uitspraken heeft gedaan over klagers;

b) stukken welke de persoonlijke levenssfeer van klagers betreffen, heeft doorgezonden aan een derde;

c) […..]

d) zich rechtstreeks in verbinding heeft gesteld met de wederpartij c.q. één van de eisende partijen.

e) […..]

4 FEITEN

4.1 Het hof neemt de door de raad vastgestelde feiten over, nu daartegen geen grieven zijn gericht. Die feiten komen voor de behandeling van het hoger beroep in essentie neer op het volgende.

4.2 Klagers hebben tegen een cliënt van verweerder klachten ingediend bij het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK (hierna; het Meldpunt). Deze klachten betroffen seksueel misbruik van klagers in het verleden, volgens klagers gepleegd door de cliënt van verweerder.

4.3 De cliënt van verweerder, die de tegen hem in de klachten geuite beschuldigingen ontkende, is na het indienen van de klachten geschorst in zijn ambt van pastoor. Mede naar aanleiding van deze schorsing heeft de cliënt samen met verweerder een interview gegeven aan het dagblad de L.. In dat interview, gepubliceerd op 10 april 2012, heeft verweerder, voor zover ten deze relevant, het volgende te kennen gegeven:

“(..)Maar ik, de  ‘nare’ strafpleiter zeg: ik sluit niet uit dat de klagers drie etterbakken zijn, die op geld uit zijn. Ga lekker iemand anders lopen beschuldigen.(..)

De advocaat: “Maar goed ook. Negen van de tien klachten gaan over het instituut kerk, dat met grote schaamte zit. En in die klachtenbehandeling zegt de kerk al snel: ‘als jij het zegt en het wordt niet weersproken of de persoon is al overleden, verzetten we ons niet tegen de klacht. Hier is je schadevergoedinkje’. Maar nu hebben we te maken met een individu, dat het uitdrukkelijk en hartstochtelijk ontkent. Daar is die hele huidige klachtenprocedure niet op ingericht.”

4.4 In een later in de Volkskrant van 11 december 2012 geplaatst artikel wordt verweerder als volgt aangehaald:

“De meeste beschuldigden zijn overleden en kunnen zich niet meer verweren, aldus [verweerder]. Ook de kerk zelf laat veel aanklachten onweersproken. Pastoor [cliënt van verweerder] verweerde zich wel tegen ‘de kulverhalen’ aldus zijn advocaat. Eén klager heeft eerlijk gezegd: ik heb gelogen, omdat ik dacht even makkelijk een paar duizend euro schadevergoeding te kunnen verdienen. En de andere twee klachten zijn ongegrond verklaard.”

4.5 Verweerder heeft in de klachtenprocedure bij het Meldpunt een verweerschrift gedateerd 14 mei 2012 ingediend. 

4.6. In het kader van de procedures bij het Meldpunt heeft verweerder namens zijn cliënt aan prof. dr. K. verzocht een rapportage op te stellen. Daartoe heeft verweerder de klaagschriften en verklaringen van klagers aan prof. K. verstrekt. De rapportage van prof. K. van 1 juni 2012 heeft verweerder integraal ingebracht in de procedures van klagers tegen zijn cliënt bij het  Meldpunt.

4.7. Klagers hebben een kort geding tegen de cliënt van verweerder aangespannen in verband met het integraal overleggen van de rapportage van prof. K. in de klachtzaken, omdat  die rapportage volgens klagers privacy gevoelige informatie bevatte. Naast klagers trad in dit kort geding aanvankelijk een derde eiser op. Deze derde eiser had eveneens een klacht bij het Meldpunt tegen de cliënt van verweerder ingediend, maar trok de klacht bij het Meldpunt in, althans deze wilde daartoe op een gegeven moment overgaan. Deze derde persoon heeft zich tot verweerder gewend in verband met het feit dat hij zich (ook) als eiser in het kort geding wilde terugtrekken. Verweerder heeft aldus rechtstreeks contact met deze derde eiser gehad en hem geholpen bij het opstellen van de brief aan de voorzieningenrechter waarin aangegeven werd dat deze eiser  de door hem in het kort geding gevraagde voorziening introk. Van het contact met deze eiser heeft verweerder de advocaten van klagers in kennis gesteld.

4.8. De voorzieningenrechter heeft de door klagers gevraagde voorziening toegewezen in die zin dat de cliënt van verweerder veroordeeld is de rapportage aan te passen door verwijdering van een bepaalde passage, aan welke veroordeling gevolg gegeven is.

4.9. Het Meldpunt heeft de klachten van klagers tegen de cliënt van verweerder afgewezen. Deze uitspraak is in beroep bevestigd.

       

5. BEOORDELING

5.1 De uitlatingen in de interviews.

- De raad heeft klachtonderdeel a betreffende de uitlatingen van verweerder in de beide interviews ongegrond bevonden. Nu de klacht het optreden van verweerder als advocaat van de wederpartij betrof, heeft de raad dit klachtonderdeel beoordeeld aan de hand van de maatstaf dat voorop staat dat een advocaat grote vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. De grenzen die aan die vrijheid worden gesteld waaronder het nalaten van onnodig grievende uitlatingen en het niet bewust poneren van onjuiste of onware stellingen, achtte de raad door de uitlatingen van verweerder in de hiervoor onder 4.3 en 4.4 vermelde interviews niet overschreden.

- Met een beroep op het eindrapport van de Onderzoekscommissie Seksueel Misbruik van Minderjarigen binnen de R.K.Kerk, waarin wordt ingegaan op de ontreddering die onder andere bij slachtoffers ontstaan is door de schending van waarden en normen door personen werkzaam in de kerk, hebben klagers als grief naar voren gebracht dat ook het optreden van verweerder als advocaat discreet, eerlijk en waardig had behoren te zijn. Zo is het optreden van verweerder volgens klagers niet geweest. Verweerder bagatelliseerde - zo stellen klagers - de ellende die hen in hun jeugd overkomen is.

- Het hof verenigt zich met de ongegrondbevinding van de raad van dit klachtonderdeel en neemt de motivering die de raad daarvoor gegeven heeft, over. Het is voorstelbaar dat klagers zich gegriefd hebben gevoeld door die uitlatingen. Het hof beoordeelt de uitlatingen van verweerder echter in de context waarin deze zijn gedaan.  Daartoe behoort dat verweerder een cliënt bijstond die de tegen hem geuite zware beschuldigingen ten stelligste ontkende, de wijze waarop verweerder zijn forse bewoordingen heeft ingekleed, en dat toen nog sprake was van een derde persoon die wel een klacht had ingediend maar daarna heeft erkend daarover te hebben gelogen. Ook het hof acht mitsdien de verweten uitlatingen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, zodat de raad dit klachtonderdeel terecht ongegrond heeft geoordeeld.

5.2 Het verstrekken van persoonlijke gegevens van klagers aan prof. Dr. K..

- Klagers hebben in hoger beroep als grief naar voren gebracht dat verweerder gedragsregel 10 (bij het verstrekken van informatie aan derden niet alleen het belang van de eigen cliënt maar tevens gerechtvaardigde belangen van anderen in acht nemen) heeft overtreden. Voor de behandeling bij het hof hebben klagers voorts het privacyreglement van de rechtsvoorgangster van het Meldpunt, de Landelijke Instelling Hulp&Recht, overgelegd en betoogd dat verweerder in strijd daarmee heeft gehandeld. Klagers voeren tenslotte als grief aan dat de raad niet heeft aangegeven welk redelijk doel verweerder had met het ter beschikking stellen van de gegevens aan prof. K..

- Artikel 12 van het privacy reglement bepaalt dat de verantwoordelijke (waarmee bedoeld is: de instelling Hulp&Recht, c.q. het Meldpunt) alleen met toestemming van de betrokkene (dat is degene die een klacht wegens seksueel misbruik heeft ingediend) inlichtingen of afschriften van bescheiden aan anderen dan de betrokkene geeft, tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald. Klagers betogen dat verweerder dit artikel overtreden heeft. Het hof volgt klagers hierin niet.  Het privacy reglement regelt alleen hoe de instelling dient om te gaan met het dossier en de persoonsgegevens, en aan wie de instelling deze gegevens mag verstrekken. De aangeklaagde pastoor beschikte rechtmatig over alle stukken, en daarmee ook de advocaat van de pastoor, verweerder. Het hof acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder de stukken in het belang van de verdediging van zijn cliënt – dat is kennelijk het redelijke doel, waarnaar de raad verwijst – ter hand heeft gesteld aan een gerenommeerde deskundige met een beroepsgeheim, zoals prof. K.. Het ligt voor de hand dat een onderzoek door prof. K. zonder dat deze over alle stukken beschikte, niet mogelijk was, zoals prof. K. heeft verklaard. Het is niet gebleken dat verweerder de stukken nog aan anderen of op andere wijze heeft verspreid. De grieven van klagers falen derhalve; de raad heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.

5.3 Het contact met een wederpartij.

- Ook met betrekking tot dit klachtonderdeel verenigt het hof zich met de beslissing van de raad en met de overwegingen die de raad daaraan ten grondslag heeft gelegd. De grief van klagers, dat de overweging van de raad dat de persoon met wie verweerder contact heeft gehad, een andere advocaat had, is in zoverre gegrond dat gebleken is dat deze persoon  dezelfde advocaat had als klagers. Dat geeft klagers echter geen rechtstreeks belang om te klagen over de omstandigheid dat verweerder met deze persoon rechtstreeks contact heeft gehad. De grief faalt en klachtonderdeel d is terecht ongegrond geoordeeld.

5.4 De beslissing van de raad, voor zover aan het hof voorgelegd, zal mitsdien worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 9 december 2013, gewezen onder nummer 13-175A, voor zover aan het hof voorgelegd.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, T. Zuidema, G.J. Niezink en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2014.