Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:275

Zaaknummer

7072

Inhoudsindicatie

In strijd met geheimhoudingsbeding uit intentieovereenkomst heeft verweerder als advocaat van de wederpartij in een publicatie koopsom van verkochte aandelen genoemd. Had zich ervan moeten vergewissen of er een geheimhoudingsbeding bestond. Relevantie van noemen bedrag niet duidelijk. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 25 augustus 2014

in de zaak 7072

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 27 januari 2014, onder nummer L169-2013, aan partijen toegezonden op 28 januari 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en verweerder de maatregel van berisping is opgelegd.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 februari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager;

-    de brief d.d. 29 april 2014 van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 juni 2014, waar klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft  gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

hij als advocaat van de wederpartij een geheimhoudingsverplichting heeft geschonden.

Toelichting:

In strijd met het in de in 2008 gesloten intentieovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding heeft verweerder in een publicatie melding gemaakt van het overnamebedrag.

4     FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan:

4.2    Op 16 juli 2008 is een intentieovereenkomst gesloten, inhoudende dat 100% van de geplaatste aandelen in het kapitaal van de besloten vennootschap I. BV door I. Beheer BV zou worden overgedragen aan E. BV. I. Beheer BV werd bij de totstandkoming van deze intentieovereenkomst vertegenwoordigd door klager en zijn echtgenote, terwijl E. BV werd vertegenwoordigd door de heer D. Klager en zijn echtgenote hebben de overeenkomst niet alleen ondertekend in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers van genoemde vennootschappen, maar tevens pro se.

4.3    Verweerder is de advocaat van de heer D.

4.4    In de intentieovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen, dat – kort gezegd – inhoudt dat partijen en de door hen ingeschakelde derden strikte geheimhouding zullen betrachten met betrekking tot de intentieovereenkomst en/of eventueel nog nader te sluiten overeenkomsten, de onderhandelingen en overige informatie uit het due diligence onderzoek, en daaromtrent geen mededelingen zullen doen aan derden, een en ander op straffe van verbeurte van een boete van    € 50.000,- per geconstateerde overtreding.

4.5    Begin 2012 is E. BV in staat van faillissement verklaard. Zowel de heer D als klager hebben zich bij de curator gemeld met een bod op de failliete onderneming. Uiteindelijk is op 16 februari 2012 met goedkeuring van de bank en de rechter-commissaris overeenstemming bereikt met klager en is op 17 februari 2012 een overeenkomst getekend, waarbij de activa aan klager zijn overgedragen.

4.6    Op 20 respectievelijk 21 februari verscheen in het online magazine “Wij Limburg” een artikel, waarin melding is gemaakt van de doorstart van E. BV door klager en zijn zoon.

4.7    Op 22 februari 2012 heeft verweerder in “Wij Limburg” een artikel doen plaatsen, waarin – onder meer – melding is gemaakt van de prijs waarvoor klager in 2008 de aandelen in E. BV aan de heer D heeft verkocht. In het artikel heeft verweerder voorts betoogd dat de verkoop van E. BV door de curator aan klager onrechtmatig is en het personeel schaadt.

4.8    De onderhavige klacht dateert van 3 februari 2014.

5    BEOORDELING

  5.1    De raad heeft geoordeeld dat de artikelen die op 20 en 21 februari 2012 in “Wij Limburg” zijn verschenen enkel informatie van algemene aard over de doorstart en geen bedrijfsgevoelige informatie bevatten, waarmee het geheimhoudingsbeding uit 2008 niet is geschonden. De inhoud van deze artikelen was - aldus de raad - niet zodanig dat deze een reactie met de strekking als die van verweerder d.d. 22 februari 2012 vereiste. Het noemen van de in 2008 betaalde overnamesom was volgens de raad niet functioneel en allerminst noodzakelijk in het kader van de behartiging van de belangen van de cliënt van verweerder. Aldus heeft verweerder naar het oordeel van de raad de op hem rustende geheimhoudingsverplichting geschonden. Verweerder heeft met zijn uitlatingen de grenzen van de aan hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid overschreden en klagers belangen zijn door verweerders uitlatingen nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad, aldus nog steeds de raad.

  5.2    Verweerder stelt thans in hoger beroep dat zijn cliënt absoluut een belang had bij een reactie op het door klager zelf gekozen platform en bij het noemen van de exacte prijs. Klager heeft met zijn publicaties van 20 en 21 februari 2012 een duidelijke boodschap overgebracht, inhoudende dat hij vanaf dat moment weer I. BV was en de oude activiteiten uitoefende. Nu de heer D op goede gronden meende recht te hebben op de onderneming, werd het dienstig geacht om melding te maken van de heel hoge overnamesom, daarmee ook direct duidelijk makend dat de goodwill nog lang niet was terugverdiend en ook daarom toebehoorde aan de cliënt van verweerder.

  5.3    Het hof volgt verweerder niet in deze redenering. Het overnamebedrag is verweerder – naar eigen zeggen - bekend geworden uit de koopovereenkomst. Verweerder had moeten weten dat, althans zich ervan moeten vergewissen of, de overnamesom onder een geheimhoudingsverplichting viel, en hij had zich moeten realiseren dat het noemen van de overnamesom de gerechtvaardigde belangen van klager kon schenden. Daarbij acht het hof van belang dat verweerder – ook in hoger beroep – niet erin geslaagd is duidelijk te maken wat de relevantie is geweest van het noemen van het exacte overnamebedrag door verweerder. Het ging hier om vertrouwelijke informatie, die functioneel noch noodzakelijk was in het kader van de behartiging van het door zijn cliënt ingenomen standpunt.

  5.4    Het hof acht de klacht gegrond. Anders dan de raad is het hof evenwel van oordeel dat de maatregel van enkele waarschuwing in deze volstaat.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 28 januari 2014, onder nummer L169-2103, doch uitsluitend voor zover daarbij aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd;

        en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

-    legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.J. Louter, G.J. Niezink en G.J.L.F. Schakenraad,  leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2014.