Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-06-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2018:147
Zaaknummer
17-875
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet tegen voorzittersbeslissing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 18 juni 2018
in de zaak 17-875
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 januari 2018 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 23 november 2016 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 17 oktober 2017 met kenmerk 43/16/2016 KNN168, door de raad ontvangen op 18 oktober 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 22 januari 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard welke beslissing op 22 januari 2018 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 24 januari 2018 door de raad ontvangen op 25 januari 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 5 februari 2018, door de raad ontvangen op 6 februari 2018, heeft klaagster de gronden van verzet (nader) aangegeven.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 april 2018 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder heeft laten weten niet aanwezig te zullen zijn.
1.6 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 24 januari 2018 en de aanvullende brief van 5 februari 2018.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3. VERZET EN VERWEER
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 De voorzitter heeft onvoldoende acht geslagen op het argument dat verweerder wist dat mr. W., die voor klaagster als haar advocaat in een procedure is opgetreden en haar geen goede rechtsbijstand heeft verleend, in het verleden tuchtrechtelijk veroordeeld is. Verweerder heeft, hoewel hij wist van de veroordeling, niet ingegrepen. De voorzitter is daar in zijn beslissing geheel aan voorbij gegaan.
3.2 Het gemotiveerde verweer van verweerder komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Klaagster heeft haar bezwaren tegen de beslissing van de voorzitter onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, N.H.M. Poort, A.H. Lanting, H.Q.N. Renon, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 18 juni 2018.