Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:234

Zaaknummer

17-859

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Dat verweerder klager hardhandig de toegang tot een spreekkamer heeft ontzegd, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Onvoldoende gesteld. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 december 2017

in de zaak 17-859

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 10 oktober 2017 met kenmerk 17-0075/FH/sd, door de raad ontvangen op 10 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager treedt op als belangenbehartiger voor slachtoffers van financiële wanproducten. In dat kader staat klager (ex)klanten bij van Achmea Bank N.V. (hierna: ‘Achmea’) en heeft klager meerdere procedures gestart tegen Achmea bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) in Den Haag.

1.2    Bij brief van 22 maart 2016 heeft Kifid aan de cliënten van klager bericht:

“Onlangs is gebleken dat [klager] zich heeft gedragen op een wijze die het belang van een door hem vertegenwoordigde consument schaadt of dreigt te schaden. Voorts heeft [klager], ook na te zijn gewaarschuwd, zich tegenover medewerkers van Kifid gedragen op een wijze die in het maatschappelijk verkeer onaanvaardbaar is. (…)

Om die reden hebben de voorzitters van de Geschillencommissie en de Commissie van Beroep besloten dat [klager] met ingang van 21 maart 2016 in procedures bij het Kifid niet meer kan optreden als bijstandsverlener of vertegenwoordiger van Consumenten of Aangeslotenen.”

1.3    In een procedure van de familie [T] (hierna: ‘de klant’) tegen Achmea  was klager tot 21 maart 2016 procesgemachtigde. In die procedure heeft op 6 maart 2017 een mondelinge behandeling bij Kifid plaatsgevonden, waarbij onder meer verweerder namens Achmea aanwezig was. Kifid heeft bij die mondelinge behandeling klager niet toegelaten tot de zittingszaal. Aan het einde van de zitting hebben in een separate gespreksruimte schikkingsonderhandelingen plaatsgevonden tussen de klant en Achmea. Klager heeft getracht tijdens de onderhandelingen deze gespreksruimte te betreden, hetgeen door Achmea is geweigerd. Verweerder heeft daarbij de deur gesloten.

1.4    Bij brief van 10 maart 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder klager op 6 maart 2017 hardhandig de toegang tot de spreekkamer bij Kifid heeft ontzegd, met alle gevolgen van dien.

2.2    Klager heeft toegelicht dat sprake was van een handgemeen, in die zin dat verweerder hem met duw en trekwerk de spreekkamer heeft uitgewerkt, waardoor de verbijsterde klant verstoken bleef van deskundige juridische bijstand en waardoor zij – wederom misleid, bang gepraat en onkundig van hun rechten – gedwongen werd tot een te magere schikking. Klager en de klant hebben hierdoor schade opgelopen.

 

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.2    De toon van klager richting Achmea was aanvankelijk gematigd maar is in de loop der jaren verhard. Van een normale communicatie door klager was nagenoeg geen sprake meer. Ook moesten leden van de (beroeps)commissie en medewerkers van Kifid het ongelden. De bejegening door klager richting Achmea was dusdanig, dat uiteindelijk door Kifid is besloten om klager vanaf 21 maart 2016 het recht te ontzeggen om als bijstandsverlener of vertegenwoordiger van consumenten op te treden in geschillen bij Kifid. Om die reden was het ongewenst dat klager bij de zitting en de schikkingsonderhandelingen aanwezig was. Klager zette echter zijn voet tussen de deur en nadat Achmea klager had verzocht om zijn voet weg te halen en de kamer te verlaten, heeft verweerder de deur van de ruimte gesloten. Verweerder betwist dat sprake is geweest van duw en trekwerk of van een handgemeen. Onjuist is dat de klant verstoken is gebleven van bijstand, nu er tijdens de onderhandelingen voldoende ruimte was voor de klant om elders tussentijds overleg te voeren met klager. Van enige dwang tot het aangaan van een (te magere) schikking is geen sprake geweest.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klager is weliswaar niet meer bevoegd op te treden bij Kifid, maar was wel belangenbehartiger van de klant. De klacht betreft dus een klacht over de advocaat van een wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Dat sprake is geweest van een handgemeen heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Daartoe is onvoldoende gesteld en met concrete stukken onderbouwd. Klager zegt dat hij onder doktersbehandeling is geweest voor een verdraaide schouder, maar daarvan ontbreekt elk bewijs. Dat geldt ook voor zijn stelling dat de klant een en ander kan bevestigen. Ook daarvan heeft klager geen bewijsstukken overgelegd. Daarbij komt dat de door verweerder overgelegde verklaringen van andere aanwezigen niet duiden op een handgemeen.

4.3    Evenmin kan worden vastgesteld dat de klant door toedoen van verweerder verstoken is geweest van deskundige bijstand, nu klager niet heeft weersproken dat de klant tijdens de schikkingsonderhandelingen steeds de mogelijkheid heeft gehad – en ook heeft genomen – voor tussentijdse terugkoppeling en overleg met klager. Van enige vorm van dwang om in te stemmen met een (te magere) schikking, is de voorzitter evenmin gebleken. Daartoe is onvoldoende gesteld en daarbij zou het in de rede liggen dat niet klager maar de klant hierover haar beklag zou doen. Van dat laatste is niet gebleken.

4.4    De voorzitter oordeelt de klacht op grond van al het voorgaande kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 18 december 2017.

 

griffier                                                                 voorzitter

 

Verzonden d.d. 18 december 2018.