Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:115

Zaaknummer

150147

Inhoudsindicatie

Verzet tegen beslissing plaatsvervangend voorzitter hof ongegrond.

Uitspraak

Beslissing

van 25 april 2016

in de zaak 150147

naar aanleiding van het verzet van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 9 november 2015, gewezen onder nummer L318-2014, aan partijen toegezonden op 10 november 2015, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 17 december 2014, waarbij de voorzitter de klacht van klager in al haar onderdelen kennelijk ongegrond heeft verklaard, ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Bij brief gedateerd 30 november 2015, ontvangen ter griffie van het hof op 2 december 2015, heeft klager hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 17 december 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof het hoger beroep van klager afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 17 december 2015.

2.2    De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op

22 december 2015. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 maart 2016. Klager is verschenen. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

3    DE BEOORDELING

3.1        De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. Deze klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door het hof behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet (oud) bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2    De wet biedt geen mogelijkheid om hierop een uitzondering te maken, waardoor klager toch hoger beroep zou kunnen instellen.

3.3    De plaatsvervangend voorzitter heeft derhalve terecht overwogen dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn beroep en op grond daarvan het beroep van klager afgewezen.

3.4    Dit leidt tot de conclusie dat het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het hof ongegrond dient te worden verklaard.

 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

   

verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 17 december 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, A.B.A.P.M. Ficq en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2016.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 25 april 2016.