Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-05-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:123
Zaaknummer
150040
Inhoudsindicatie
Mededeling van kantoorgenoot van verweerster aan klager per email tijdens vakantie van klager is naar een verkeerd emailadres verstuurd. Dit had voorkomen kunnen worden door een zo belangrijke mededeling tevens per post te verzenden. Handelen of nalaten voor waarnemer van verweerster komt voor rekening van verweerster.
Uitspraak
Beslissing
van 20 mei 2016
in de zaak 150040
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
en
klaagster
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 6 juli 2015, onder nummer R.4493/14.79, aan partijen toegezonden op 7 juli 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerster gedeeltelijk gegrond is verklaard, zonder oplegging van een maatregel.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 6 augustus 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- de brief van klager van 30 november 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 december 2015, waar verweerster en haar kantoorgenoot mr. A zijn verschenen.
2.4 Bij brief van 21 december 2015 hebben klagers de voorzitter van de kamer die de zaak op 7 december behandelde, gewraakt. Dit wrakingsverzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van 11 april 2016 afgewezen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:
a) klager voor de gek heeft gehouden;
b) slordige fouten heeft gemaakt;
c) de hoger beroep-procedure in gevaar heeft gebracht;
d) tijdens de bespreking op 13 september 2013 heeft beloofd dat zij zich zou stellen als advocaat en dat vervolgens heeft geweigerd;
e) getracht heeft het griffierecht twee keer van klager te innen;
f) klager niet op de hoogte heeft gesteld dat zij zich als zijn advocaat zou onttrekken;
g) twee toevoegingen heeft aangevraagd op naam van klaagster;
h) contact heeft opgenomen met de opvolgende advocaat [mr. G] en hem heeft opgehitst;
i) de zaak aan haar kantoorgenoot mr. A heeft overgedragen zonder toestemming van klagers en zonder hen hiervan op de hoogte te stellen;
j) het dossier niet aan klagers heeft teruggegeven en de eigen bijdrage niet heeft geretourneerd.
4 FEITEN
4.1 In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft de Advocatenwet zoals deze gold tot 1 januari 2015 op de onderhavige zaak toegepast. Omdat de klachten zijn ingediend voor 1 januari 2015 zal ook het hof de Advocatenwet toepassen die gold tot genoemde datum.
5.2 De raad heeft de klacht gegrond geoordeeld “in de zin zoals vermeld bij randnummer 5.10”, waarin is overwogen: “Het voorgaande brengt mee dat de raad de betrokken klachtonderdelen gegrond acht in zoverre dat verweerster geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft gestuurd, althans de inhoud van het eerste gesprek niet schriftelijk en duidelijk aan klagers heeft bevestigd.”
5.3 Zoals moet worden afgeleid uit r.o. 5.14 had de raad hierbij het oog op onderdelen van de klachtonderdelen a, d en f, welke klachtonderdelen de raad voor het overige ongegrond heeft verklaard, evenals alle andere klachtonderdelen.
5.4 In hoger beroep zijn dus alle klachtonderdelen aan de orde, met uitzondering van het volgens de raad uit de klachtonderdelen a, d en f af te leiden verwijt dat verweerster de inhoud van het eerste gesprek niet schriftelijk en duidelijk aan klagers heeft bevestigd.
Klachtonderdelen a, b, d en f
5.5 De klachtonderdelen a en d zijn ongegrond. Klachtonderdeel a bevat, naast de andere klachtonderdelen, geen zelfstandig verwijt. Dat verweerster zich uiteindelijk niet voor klager heeft gesteld (maar er wel voor heeft gezorgd dat de zaak werd aangehouden zodat een andere advocaat zich later nog wel voor klager kon stellen) is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu klager niet, zoals verweerster hem had verzocht, vooraf het griffierecht aan verweerster had voldaan. De tegen de ongegrondverklaring van deze klachtonderdelen gerichte grieven worden verworpen.
5.6 Anders dan de raad acht het hof echter de klachtonderdelen b en f wel gegrond. (De waarnemer van) verweerster heeft weliswaar per email van 1 en 2 oktober 2013 aan klager bericht dat klager, nu hij het griffierecht niet heeft betaald, kennelijk afziet van het hoger beroep en dat verweerster zich niet zal gaan stellen, maar deze mededeling is aan een verkeerd e-mailadres gericht en heeft klager dus niet bereikt. Het gebruik van een verkeerd e-mailadres komt voor rekening van verweerster. Zij had dat kunnen voorkomen door een belangrijke mededeling als waarvan hier sprake is, ook per post aan klager toe te zenden, hetgeen is nagelaten. Naar het oordeel van het hof heeft verweerster daarmee gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het handelen en nalaten van haar waarnemer komt voor rekening van verweerster. In zoverre slagen de aangevoerde grieven.
Klachtonderdelen c, e, g, h, i en j
5.7 Het onderzoek in hoger beroep heeft ten aanzien van deze klachtonderdelen niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.8 De grieven van klagers ten aanzien van deze klachtonderdelen tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient in zoverre te worden bekrachtigd.
5.9 Nu aan verweerster ter zake van hetzelfde feitencomplex door de raad reeds een waarschuwing is opgelegd in de door mr. B tegen haar aangespannen klachtprocedure, welke beslissing door het hof is bekrachtigd (HvD 19 juni 2015, 7528) volstaat het hof in deze zaak met een gegrondverklaring van de klachtonderdelen b en f, zonder oplegging van een maatregel.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 juli 2015, gewezen onder nummer R.4493/14.79 ten aanzien van de klachtonderdelen b en f (voor zover aan het hof voorgelegd), en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klachtonderdelen b en f (voor zover aan het hof voorgelegd) alsnog gegrond;
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof voorgelegd.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. E. Schutte, C.A.M.J. Raymakers, A.J. Louter en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 20 mei 2016.