Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:427

Zaaknummer

81/14

Inhoudsindicatie

Klacht over onvoldoende belangenbehartiging door eigen advocaat, zoals (onder meer) het niet overleggen van relevante stukken in procedure waar klaagster om had gevraagd, geen voorlopige voorzieningen aanvragen, geen bezwaar maken tegen vertragingstactiek van de wederpartij etc. Klacht is ongegrond. 

Uitspraak

Beslissing van  1 december 2014

in de zaak 81/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de  deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 30 oktober 2014 met kenmerk 2014 KNN053, door de raad ontvangen op 3 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Verweerster heeft klaagster bijgestaan in 2006 en in 2011 in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar eerste echtgenoot.

1.3    In maart 2013 heeft klaagster zich tot verweerster gewend in verband met een echtscheidingsverzoek van haar tweede echtgenoot. Het betrof een tweede bezoek na een eerder gedaan echtscheidingsverzoek van de ex-partner van klaagster in 2012, waarna een verzoening is beproefd.  Voor die werkzaamheden heeft verweerster bij brief van 21 juni 2012 een factuur gezonden van € 840,41.

1.4    In het kader van het tweede echtscheidingsverzoek in maart 2013 heeft de Raad voor Rechtsbijstand bij brief van 1 mei 2013 een toevoeging verstrekt waarbij klaagster een eigen bijdrage is opgelegd van € 129,00.

1.5    Bij brief van 15 april 2013 heeft verweerster aan klaagster de opdracht bevestigd en klaagster bericht over de verschillende zaken die in de echtscheidingsprocedure moesten worden geregeld.

1.6    Bij brieven van 23 mei en 3 juni 2013 met bijlagen heeft verweerster klaagster geïnformeerd over de mogelijke kansen van te vragen voorlopige voorzieningen en advies gegeven over het verkrijgen van een bijstandsuitkering.

1.7    De echtscheiding is bij beschikking van 17 juli 2013 door de rechtbank Noord Nederland uitgesproken. De procedure betreffende de partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap is verwezen naar de zitting van 8 oktober 2013.

1.8    Bij beschikking van 6 november 2013 heeft de rechtbank Noord Nederland met betrekking tot de partneralimentatie bepaald dat:

“Partijen zijn het er voorts over eens dat de man op dit moment geen draagkracht heeft om een onderhoudsbijdrage aan de vrouw te kunnen voldoen.

De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het verzoek van de vrouw om partneralimentatie vast te stellen afwijzen.”

Met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap is het navolgende opgenomen:

“De vrouw heeft daartegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.”

1.9    De rechtbank heeft vervolgens bij beslissing van 6 november 2013 partijen bevolen om over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap op de peildatum van 1 maart 2013, zijnde de datum van het echtscheidingsverzoek en de man gelast om aan de vrouw inlichtingen te verstrekken .

1.10    Vervolgens heeft mr. V., advocaat te H., in november 2013 de behandeling van de zaak met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap van verweerster overgenomen. Verweerster heeft het dossier vervolgens aan mr. V. gezonden.

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd doordat zij stukken niet bij de rechter heeft ingediend, waar klaagster wel om had gevraagd. Daarmee heeft verweerster de indruk gewekt het voor de wederpartij van klaagster op te nemen. Klaagster heeft bij brief van september 2013 verweerster geschreven dat zij niet tevreden was.

b)    verweerster zich niet heeft gedragen zoals een zorgvuldig handelend advocaat betaamt doordat zij:

-    een zakelijke relatie heeft onderhouden met de ex-partner van klaagster en dit niet aan klaagster heeft gemeld. De ex-partner van klaagster is makelaar en het voormalig kantoor van verweerster te D. werd door verweerster via deze makelaar gehuurd. Daarmee is sprake van belangenverstrengeling;

-    geen voorlopige voorzieningen voor klaagster heeft gevraagd omdat dit volgens verweerster geen zin had, waarbij ze zich baseerde op onjuiste gegevens en niet op officiële gegevens van de belastingdienst;

-    klaagster niet heeft geadviseerd over de mogelijkheden om een uitkering krachtens de Bijstandswet te vragen;

-    onvoldoende voor het belang van klaagster is opgekomen met betrekking tot de partneralimentatie doordat zij niet ageerde tegen de vertragingstactiek van de ex partner van klaagster bij het aanleveren van gegevens;

-    heeft nagelaten de door de ex-partner van klaagster aangeleverde stukken bij de rechtbank te controleren op juistheid en ook geen onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van de man, met als gevolg dat de alimentatie door de rechtbank niet goed is berekend;

-    ondanks het vonnis van 6 november 2013 waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 1.500,00, tegen de wil van klaagster en zonder dat klaagster hiervan op de hoogte was, met de ex-partner van klaagster is overeengekomen van alimentatie af te zien;

-    onvoldoende voor het belang van klaagster is opgekomen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap;

-    moeilijk bereikbaar was en geen tijd had voor een bespreking en klaagster ook niet terugbelde;

-    onduidelijk communiceerde over de verwachte datum van het vonnis en de status daarvan, namelijk of het een vonnis of een tussenvonnis betrof, terwijl klaagster het vonnis van 6 november 2013 pas op 13 november 2013 heeft ontvangen;

-    te lang heeft gewacht met het overdragen van het dossier aan de opvolgend advocaat;

-    klaagster in 2012 een nota heeft gezonden van € 840,41, terwijl bij een tweede bezoek in maart 2013 een toevoeging voor klaagster is aangevraagd en verkregen. Verweerster heeft niet duidelijk gemaakt waarom de eerste keer niet over een toevoeging is gesproken.

Klaagster is kort samengevat van mening dat verweerster haar belangen niet op de juiste wijze heeft behartigd.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerster heeft aangevoerd dat zij geen brief van klaagster van september 2013 heeft ontvangen..

Ad klachtonderdeel b)

3.2    Samenvattend heeft verweerster over de diverse door klaagster genoemde voorbeelden het navolgende aangevoerd. Er is geen sprake van belangenverstrengeling. Verweerster heeft een kantoorpand gehuurd te D. van de eigenaar ‘Holding X’. Nadat verweerster had aangegeven de huurovereenkomst te willen beëindiging heeft Holding X het makelaarskantoor van de ex-partner van klaagster ingeschakeld om tot verhuur van het pand te komen. Er is derhalve geen sprake van een zakelijke relatie tussen verweerster en de ex-partner van klaagster. Ook overigens is er geen contact geweest tussen verweerster en de ex-partner van klaagster.

3.3    Verweerster heeft alle stukken gecontroleerd. Daaruit bleek dat er op het moment van de procedure geen draagkracht was bij de ex-partner. Klaagster heeft ten onrechte aangevoerd dat verweerster navraag had moeten doen bij o.a. de Belastingdienst. Verweerster heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid de financiële gegevens van de ex-partner door een derde deskundige te laten beoordelen. Klaagster heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Van een vertragingstactiek tijdens de procedure is verweerster niets gebleken.

3.4    De rechtbank heeft niet een partneralimentatie van € 1.500,00 per maand ten laste van de man vastgesteld maar een bedrag vastgesteld, zijnde de  huwelijksgerelateerde behoefte van klaagster. Vervolgens bleek echter de draagkracht van de man onvoldoende om alimentatie te betalen. Er is dan ook niet afgezien van alimentatie maar er was geen draagkracht.

3.5    Toen bleek dat de man onvoldoende draagkracht had, had het geen zin voorlopige voorzieningen te vragen. Dat is klaagster bij brieven van 23 mei en 3 juni 2013 meegedeeld. Vervolgens is klaagster aangeraden contact op te nemen met de Sociale Dienst voor het aanvragen van een uitkering. Verweerster hoefde dit niet persoonlijk voor klaagster te regelen.

3.6    Verweerster bestrijdt dat zij zou hebben gezegd dat klaagster geen enkel recht zou hebben op enig goed uit de huwelijksgemeenschap. Verweerster heeft klaagster hierover geschreven in een bevestigingsbrief van 15 april 2013.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster heeft ontkend een brief, gedateerd september 2013 van klaagster te hebben ontvangen over het niet indienen van stukken bij de rechtbank. Bovendien heeft  klaagster het in de brief gestelde  verwijt niet nader onderbouwd, zodat het gestelde niet is komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    In dit klachtonderdeel heeft klaagster een aantal voorbeelden genoemd waaruit zou blijken dat verweerster zich niet heeft gedragen zoals een zorgvuldig handelend advocaat betaamt en dat verweerster haar belangen onvoldoende heeft behartigd. De in de klacht genoemde voorbeelden zijn echter gemotiveerd weersproken door verweerster terwijl klaagster de verwijten niet nader heeft onderbouwd. Zo is niet komen vast te staan dat er sprake is geweest van belangenverstrengeling of vertragingstactieken. De rechtbank heeft geen alimentatie vastgesteld omdat de ex-partner van klaagster geen draagkracht had. Het is dus niet aan verweerster te wijten dat geen alimentatie is opgelegd. Evenmin kan gesteld worden dat verweerster de door de man in de procedure ingebrachte stukken onvoldoende heeft gecontroleerd. Bovendien heeft verweerster gemotiveerd aangegeven waarom het geen zin had voorlopige voorzieningen te vragen en heeft zij ook niet onjuist gehandeld ten aanzien van de mogelijkheden voor klaagster om een bijstandsuitkering aan te vragen.

4.3     Ook ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap is in het geheel niet gebleken dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Evenmin is gebleken dat verweerster slecht bereikbaar was of niet terugbelde. Het feit dat het vonnis een week na datum klaagster heeft bereikt is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook ten aanzien van de overdracht van het dossier van klaagster is niet gebleken dat verweerster onjuist heeft gehandeld.

4.4    Ten aanzien van de factuur van € 840,41 is niet gebleken dat de werkzaamheden waarop die factuur betrekking had, niet in rekening mochten worden gebracht. In 2013 kwam klaagster kennelijk in aanmerking voor een toevoeging en verweerster heeft op die basis werkzaamheden verricht voor klaagster. Zulks blijkt ook uit de opdrachtbevestiging van 15 april 2013. Daarmee heeft verweerster juist gehandeld. De klacht is dan ook in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 1 december 2014.

 

 

griffier    voorzitter