Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:155

Zaaknummer

18-128/DB/LI/D

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft schorsingsvoorwaarden overtreden doordat hij heeft nagelaten zich tijdens zijn schorsing te onttrekken uit een procedure bij de rechtbank en doordat zijn naam en foto op de website vermeld is gebleven en hij de gegevens op Facebook en LinkedIn onvoldoende heeft verwijderd/aangepast. Advocaat heeft in de pers bedenkingen geuit tegen de door het Hof van Discipline aan hem opgelegde schorsing.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond, schorsing 4 weken.

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 28 mei 2018

in de zaak 18-128/DB/LI/D

 

 

 

 

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

 

 

 

 

deken

 

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

 

 

1.1          Bij brief aan de raad van 15 februari 2018 met kenmerk K18-018 , door de raad ontvangen op 16 februari 2018 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

 

  1.2     De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2018 in aanwezigheid van de deken, vergezeld door de stafjurist van het bureau van de orde voor advocaten in het arrondissement Limburg en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.2                  De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 15 februari 2018, met bijlagen,

-       de pleitnotitie van verweerder.

 

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

 

2.1      Op 19 september 2017 heeft een kantoorbezoek aan het kantoor van verweerder plaatsgevonden. Van het kantoorbezoek is een verslag opgemaakt. Het verslag, waaruit blijkt dat aan verweerder om nadere informatie, onder andere ten aanzien van het behalen van opleidingspunten over 2016, werd gevraagd, is toegestuurd aan verweerder. Verweerder heeft bij brief van 2 november 2017 gereageerd op het verslag van het kantoorbezoek. De deken antwoordde bij brief van 23 november 2017 dat hij op basis van de door verweerder verstrekte informatie had geconstateerd dat verweerder over het jaar 2016 een tekort van tenminste tien opleidingspunten had.

 

2.2      Verweerder is bij beslissing van het Hof van Discipline van 8 december 2017 (referentienummer 170174) geschorst in de uitoefening van de praktijk. De schorsing trad in werking op 8 januari 2018.

 

2.3      De deken heeft verweerder bij brief van 14 december 2017 geïnformeerd over de aan de schorsing verbonden voorwaarden en verplichtingen. Verweerder heeft bij brief van 18 december 2017 om nadere informatie verzocht, waarop de deken bij brief van 19 december 2017 heeft geantwoord.

 

2.4      Verweerder heeft in een procedure bij de kantonrechter op 5 januari 2018 om uitstel gevraagd voor het nemen van een conclusie, welk uitstel ter rolle van 10 januari 2018 is verleend.

 

2.5      Op 5 januari 2018 staat op de site www.wijlimburg.nl vermeld dat verweerder ingaande 8 januari 2018 geschorst was in de uitoefening van zijn advocatenpraktijk. Tevens is op 5 januari 2018 op voormelde site de reactie van verweerder op zijn schorsing als volgt geciteerd: “Ik heb mijn bedenkingen bij de opgelegde sanctie. In dit dossier immers had de klagende partij een schuld van meer dan 50.000 euro aan mijn cliënt om welke reden ik een faillissementsverzoek tegen de klager indiende. Omdat ik de advocaat van de klager niet kon bereiken besloot ik op enig moment de faillissementsprocedure aan te houden. Mijn secretaresse gebruikte daarvoor het voorgeschreven standaardformulier kennelijk verkeerd waar – naar nu blijkt- de klager handig gebruik van maakte om te stellen dat het verkeerd aanvinken van een hokje gelijk staat aan bezijden de waarheid verklaren. Als behandelend advocaat ben ik verantwoordelijk maar eis ik die verantwoordelijkheid ook op voor dit “bedrijfsongeval”. Wat mij veel plezier doet is dat de klager toch ruim 42.000 euro aan mijn cliënte heeft moeten betalen. Ik ben dan misschien door mijn beroepsorganisatie bestraft, maar mijn cliënte won de zaak en zij is tevreden.”

 

2.6       Op 16 januari 2018 is op ww.wijlimburg.nl de verklaring van verweerder genuanceerd en melding gemaakt van de motivering van de beslissingen van de raad en het Hof van Discipline die uiteindelijk heeft geleid tot het opleggen van de maatregel van schorsing van twee weken in de uitoefening van de praktijk. De kop van het artikel luidde als volgt : “Vonnissen onthullen ware reden schorsing: Advocaat (verweerder) loog rechtbank voor. Tuchtrechtelijke verleden weegt mee bij opleggen schorsing”.   Het artikel vermeldde voorts het volgende: : “In een eerdere reactie (zie hieronder) melde (verweerder) dat zijn cliënt de zaak alsnog gewonnen heeft en 42.000 kon incasseren. De bodemprocedure blijkt op verzoek van (….) ingetrokken te zijn; de zaak is buiten rechte geschikt.”

 

2.7      Op 22 januari 2018 heeft een gesprek tussen de deken en verweerder plaatsgevonden. De deken heeft bij brief dd. 23 januari 2018 aan verweerder bevestigd dat hij hem in de gelegenheid had gesteld tot uiterlijk 26 januari 2018 nadere informatie en bewijsstukken te doen toekomen betreffende door verweerder in 2016 behaalde opleidingspunten alsmede nadere informatie over de procedure bij de kantonrechter in verband met naleving van de schorsingsvoorwaarden.

 

 

3          bezwaar

 

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder tijdens een door het Hof van Discipline aan hem opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk de aan die schorsing verbonden voorwaarden heeft geschonden doordat hij::

a.      zich niet heeft onttrokken in – tenminste- een procedure bij de kantonrechter;

b.      zich op het internet afficheerde als advocaat, te weten op LinkedIn en Facebook

c.      zich/zijn naam niet (geheel) van de website van zijn kantoor heeft verwijderd.

2.    verweerder geen adequate bewijsstukken betreffende door verweerder in 2016 behaalde opleidingspunten heeft overgelegd;

3.    verweerder door zijn verklaring in WijLimburg niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt dan wel het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening heeft geschaad.

 

De deken heeft ter toelichting op zijn bezwaar onder meer het volgende naar voren gebracht:

 

3.2     Verweerder heeft zich in de procedure bij de kantonrechter niet onttrokken als advocaat, maar slechts uitstel verzocht. Het vertrouwen in de advocatuur, inclusief het vertrouwen in de werking van het tuchtrecht wordt geschonden, wanneer een tuchtrechtelijke schorsingsmaatregel als een te honoreren grond voor uitstel in een civiele procedure kan worden aangewend en de voorgeschreven en aan verweerder tot tweemaal duidelijk aangezegde onttrekking door hem kan worden veronachtzaamd. Daarbij doet niet ter zake of de betreffende cliënt bezwaar had tegen het uitstel of niet.

 

3.3      Door medewerkers van het bureau van de deken is geconstateerd dat verweerder in ieder geval op 8,11,15,18 en 20 januari 2018 geafficheerd is gebleven als advocaat op zowel Facebook als LinkedIn. Voorts is geconstateerd dat verweerder op 8 januari 2018 om 9.50 uur nog steeds vermeld stond als advocaat onder het kopje “medewerkers”. Op 11 januari 2018 is deze vermelding niet meer vastgesteld. Voorts is vastgesteld dat verweerder in ieder geval op 18 januari 2018 op de website van zijn kantoor vermeld werd onder het kopje “juridische diensten”. De betreffende pagina werd na een klik op de afbeelding niet gevonden.

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Het is juist dat de deken verweerder bij brief van 14 december 2017 over de schorsingsvoorwaarden heeft geïnformeerd. Omdat deze voor verweerder niet geheel duidelijk waren, heeft hij om nadere informatie gevraagd. Verweerder ontving een heel summier emailbericht en kreeg geen antwoord op zijn vragen. Bij verweerder bleef onduidelijkheid over de schorsingsvoorwaarden bestaan.

 

4.2      Verweerder begrijpt niet goed hoe hij fout heeft gehandeld in de zaak die bij de kantonrechter liep. Verweerder heeft die zaak tijdens zijn schorsing niet behandeld. Verweerder heeft dit ook tijdens het gesprek met de deken te kennen gegeven. Verweerder heeft voorafgaand aan de schorsingsperiode om aanhouding gevraagd en tijdens de schorsing geen enkele werkzaamheid in die zaak verricht. Verweerder heeft het fysieke dossier aan een andere advocaat overgedragen en de deken geïnformeerd.

 

4.3      Aangaande het afficheren als advocaat is verweerder zich niet bewust geweest van een overtreding. Verweerder heeft zich tot zijn IT bedrijf gewend met een verzoek tot verwijdering van de gegevens gedurende de periode van zijn schorsing. Verweerder heeft zich gedurende zijn schorsing afzijdig gehouden van alles wat met zijn advocatenpraktijk te maken had. Verweerder maakt nauwelijks gebruik van Facebook en LinkedIn. Verweerder heeft gedurende zijn schorsing hiervan geen gebruik gemaakt. Verweerder heeft op LinkedIn zijn functie gewijzigd van Advocaat naar Jurist. Verweerder dacht dat hiermee zijn advocatenbestaan en titel verwijderd was van LinkedIn. Verweerder begrijpt formeel de schorsingsvoorwaarden te hebben overtreden maar dit was niet zijn bedoeling. Hetzelfde geldt voor Facebook. De deken heeft verweerder hierover pas bij de indiening van de dekenklacht geïnformeerd.

 

4.4      Verweerder heeft in 2016 tenminste 20 opleidingspunten gehaald. Hij heeft 10 punten gehaald bij Caprea Opleidingen. Verweerder heeft voorts 10 punten gehaald middels Webinars bij AVDR. Door verandering van kantoor is het account van verweerder bij AVDR verwijderd, waardoor het logboek van de door verweerder gevolgde cursussen niet meer beschikbaar is, noch de behaalde certificaten zijn terug te vinden. Verweerder heeft verklaringen van medewerkers overgelegd waaruit blijkt dat hij de cursussen heeft gevolgd. Voorts heeft verweerder een cursus op het gebied van het strafrecht bij een strafrechtspecialist gevolgd en hij heeft zelf cursussen gegeven aan ondernemers. Verweerder heeft altijd veel opleidingspunten gehaald en ook in 2017 heeft hij weer 37 punten gehaald. In 2018 zal verweerder circa 40 punten halen.

 

4.5      Verweerder heeft de advocatuur niet in diskrediet gebracht door het artikel in WijLimburg. De journalist heeft ongeoorloofde druk uitgeoefend om te reageren op de schorsing.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1       Vast staat dat verweerder zich niet heeft onttrokken in een zaak die gedurende zijn schorsing aanhangig was bij de kantonrechter. Voorts staat vast dat de deken verweerder bij brief van 14 december 2014 heeft gewezen op de aan de schorsing verbonden voorwaarden. De deken schreef onder meer het volgende :

“ Het is verboden de titel van advocaat te voeren. U dient in dit verband in ieder geval voor het volgende zorg te dragen:

-       U dient zicht te onttrekken as advocaat in procedures bij Rechtbank, Hof en Hoge Raad en als gemachtigde in sector-kantonzake en sector-bestuursrechtzaken.

-       U dient uiteraard uw cliënten te informeren dat u de praktijk gedurende de periode van schorsing niet mag uitoefenen en dat u zich in verband daarmee door een andere advocaat zult laten vervangen.

-       U mag zich tijdens uw schorsing ook niet afficheren als advocaat. U dient uw naam te verwijderen van : -het briefpapier, -de website van uw kantoor en/of andere internetuitingen (twitter,facebook,linkedIn etc. (…..) ”

          Verweerder heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij de deken per e-mail van 18 december 2017 om een nadere toelichting van de schorsingsvoorwaarden heeft verzocht, waarop hij slechts summier antwoord van de deken heeft ontvangen. De mededeling van de deken dat verweerder zich in procedures bij de Rechtbank als advocaat diende te onttrekken en zich door een andere advocaat diende te laten vervangen is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De vragen van verweerder over de schorsingsvoorwaarden hadden ook geen betrekking op deze schorsingsvoorwaarden. Verweerder was er aldus mee bekend dat hij zich diende te onttrekken in lopende procedures bij de rechtbank, aan welke schorsingsvoorwaarde verweerder niet heeft voldaan. Dat de cliënten van verweerder niet wilden dat de zaak door een andere advocaat werd overgenomen en hebben ingestemd met een voor aanvang van de schorsing verzocht uitstel voor het doen van een proceshandeling in die zaak de te verrichten maakt dit niet anders. Een geschorste advocaat dient de aan die schorsing verbonden voorwaarden na te komen, wat zijn cliënten daar ook van vinden. Dat is immers het gevolg van een aan die advocaat opgelegde onherroepelijke schorsing.

 

5.2      De raad stelt vast dat is gebleken dat verweerder tijdens zijn schorsingsperiode  niet geheel is verwijderd van de website van zijn kantoor. Verweerder is immers, weliswaar zonder doorklikfunctie, met foto op de website vermeld gebleven. Voorts heeft verweerder zich op LinkedIn als aan zijn kantoor verbonden Jurist geafficheerd. Verweerder heeft hierbij niet duidelijk gemaakt dat hij in die periode geen advocaat was. Het had op weg van verweerder gelegen om onverkort kenbaar te maken dat hij per 8 januari 2017 de advocatenpraktijk niet uitoefende. Evenmin stond het verweerder vrij zich als jurist te afficheren. De deken heeft verweerder zowel bij brief van 14 december 2017 als per email van 19 december 2017 voldoende duidelijk voorgehouden dat een schorsing niet alleen inhoudt dat het niet is toegestaan de aan een advocaat voorbehouden werkzaamheden te verrichten, maar dat de schorsing ook geldt voor andere juridische werkzaamheden die tot de praktijk van een advocaat (kunnen) behoren. Verweerder was gehouden om ervoor te zorgen dat zijn naam werd verwijderd van de website van zijn kantoor en/of andere internetuitingen (twitter,facebook,linkedIn etc. (…..) ”. Verweerder is hierover tijdig door de deken geïnformeerd en heeft voldoende tijd gehad hiervoor zorg te dragen danwel, voorzover hij, zoals door verweerder ter zitting van de raad naar voren is gebracht, hiervoor zelf onvoldoende kundig was, een deskundige in te schakelen.

 

5.3      De raad stelt op grond van het bovenstaande vast dat verweerder in meerdere opzichten de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden. Het eerste onderdeel van het bezwaar is gegrond.

 

5.4      De deken heeft ter zitting van de raad verklaard dat hij wil aannemen dat de 10 bij Caprea behaalde opleidingspunten nuttig zijn geweest voor de praktijkvoering van de praktijkvoering van verweerder, evenals de door verweerder gevolgde strafrechtcursus. Voor het overige heeft verweerder geen bewijs overgelegd van door hem in 2016 behaalde opleidingspunten. Verweerder stelt voorts 10 opleidingspunten te hebben behaald middels Webinars bij AVDR, maar hij legt hiervan geen bewijs over. Wat er ook moge zijn van de reden waarom verweerder geen bewijs heeft overgelegd, een advocaat is gehouden de door hem behaalde opleidingspunten aan te tonen. Een verklaring van een kantoorgenoot kan niet als zodanig worden aangemerkt. De raad stelt op grond van het bovenstaande vast dat verweerder in het jaar 2016 14 opleidingspunten heeft gehaald, waarmee verweerder niet heeft voldaan aan het jaarlijks vereiste aantal opleidingspunten. Dit onderdeel van het bezwaar is eveneens gegrond.

 

5.5      Als niet betwist staat vast dat verweerder tegenover de journalist van WijLimburg heeft verklaard bedenkingen te hebben tegen de beslissing van het Hof van Discipline waarbij aan hem een schorsing van twee weken is opgelegd. Het betaamt een behoorlijk advocaat niet om in het openbaar bedenkingen te uiten tegen een aan hem door de hoogste tuchtrechter opgelegde maatregel. Dat, zoals verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, door de journalist een grote druk op hem zou hebben uitgeoefend om zich uit te laten over de uitspraak van het Hof van Discipline, maakt dit niet anders. Ook het derde onderdeel van het bezwaar is gegrond.

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      De raad overweegt dat het handelen van verweerder waarop de bezwaren van de deken betrekking hebben in onderlinge samenhang met elkaar bezien als ook los van elkaar  verweerder tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen. Alleen al het overtreden van schorsingsvoorwaarden valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. De omstandigheid dat verweerder zich enerzijds niet heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en anderzijds zich ook nog in het openbaar heeft uitgelaten over en bedenkingen heeft geuit tegen de beslissing van het Hof van Discipline waarbij de schorsing aan hem is opgelegd, brengt met zich mee dat een zware tuchtrechtelijke maatregel aan verweerder dient te worden opgelegd. De raad is op grond daarvan en op grond van het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, van oordeel dat een onvoorwaardelijke schorsing van vier weken passend en geboden is.

 

 

            7        KOSTENVEROORDELING  

  7.1     Nu de raad een maatregel oplegt, zal   de raad verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)  € 750  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)  € 500 kosten van de Staat.

7.2     Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.3     Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

-             verklaart het bezwaar in alle onderdelen gegrond;

-             legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 4 weken op;

-      bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-      de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-      verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-      de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven];

-      veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3 ;

-      tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4 ;

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander , voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2018.

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 mei 2018

 

 

verzonden aan:

 

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg      

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg      

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl